Johan I van Saksen

Johan I van Saksen
1249-1285
Wapenschild van hertog Johan I van Saksen.
Wapenschild van hertog Johan I van Saksen.
Hertog van Saksen
(samen met Albrecht II)
Periode 1260-1282
Voorganger Albrecht I
Opvolger Erik I, Johan II en Albrecht III
Vader Albrecht I van Saksen
Moeder Helena van Brunswijk-Lüneburg

Johan I van Saksen ook bekend als Johan I van Saksen-Lauenburg (circa 1249 - Wittenberg, 30 juli 1285) was van 1260 tot 1282 samen met zijn broer Albrecht II hertog van Saksen. Hij behoorde tot het huis der Ascaniërs en was de stamvader van de linie Saksen-Lauenburg.

Levensloop

Johan I was de oudste zoon van hertog Albrecht I van Saksen en diens derde gemalin Helena van Brunswijk-Lüneburg, dochter van hertog Otto het Kind. In 1260 werd hij samen met zijn jongere broer Albrecht II hertog van Saksen.

In 1269, 1272 en 1282 verdeelden de broers hun regeringscompetenties in de drie territoriaal afgezonderde delen van het hertogdom Saksen. Dit was om de splitsing van het hertogdom Saksen voor te bereiden. Als deel van de regeringsverdeling mocht Johan I zich vanaf 1269 ook burggraaf van Maagdenburg noemen. Bij de verkiezing van de Rooms-Duitse koning in 1273 werd Saksen wel enkel vertegenwoordigd door zijn broer Albrecht II.

In 1282 trok Johan I zich terug als hertog van Saksen, waarna zijn drie minderjarige zonen (Erik I, Johan II en Albrecht III) hem opvolgden. Hijzelf trok zich terug in een franciscanenklooster in Wittenberg, waar hij bleef tot aan zijn dood in 1285.

De zonen van Johan I regeerden tot in 1296 samen met hun oom Albrecht II. In dat jaar werd Saksen gesplitst, waarbij zijn zonen het hertogdom Saksen-Lauenburg kregen.

Huwelijk en nakomelingen

Johan I huwde in 1270 met Ingeborg Birgersdotter (1253-1302), dochter van Birger Jarl, regent van Zweden. Ze kregen volgende kinderen:

Voorouders

Johan I van Saksen
Overgrootouders Albrecht de Beer (1098-1170)

Sophia van Winzenburg (1105-1160)
Mieszko III
(1126-1202)

Elisabeth van Hongarije
(1128-1154)
Willem van Lüneburg (1184-1213)
∞ 1202
Helena van Denemarken (1180–1233)
Albrecht II van Brandenburg (1175-1220)
∞ 1205
Mathilde van de Lausnitz (1185-1255)
Grootouders Bernhard III van Saksen
(1134-1212)

Judith van Polen
(1154-1201)
Otto het Kind
(1204-1252)
∞ 1228
Machteld van Brandenburg
(1210-1261)
Ouders Albrecht I van Saksen
(1175-1260)

Helene van Brunswijk
(-1273)
Johan I van Saksen (1249–1285)