Rjorich hield zich bezig met een groot aantal Tibetaanse studies, maar werd vooral bekend vanwege zijn bijdragen voor de Tibetaanse dialectologie en voor zijn vertaling van de Blauwe annalen en zijn meerdelige Tibetaans woordenboek die postuum werd gepubliceerd.
Van 1925 tot 1928 nam hij deel aan een expeditie van zijn vader naar Ladakh, Mongolië, Tibet en Sinkiang en vestigde hij het Himalayan Research Institute Urusvati in Darjeeling, een tak van het Roerich Museums in New York.
Van 1931 tot 1932 werkte hij in West-Tibet, 1934 tot 1935 in Mongolië en in Mantsjoerije en andere delen van China. Later dat jaar ging hij naar India. Van 1949 tot 1957 werkte hij als professor voor onder andere Chinees en Tibetaans aan de Universiteit van Kalimpong in West-Bengalen.