Op 1 mei1402 vertrok Béthencourt met 280 man uit La Rochelle, de opvarenden kwamen onder meer uit Gascogne en Normandië. Ook Pierre Bontier en Jean le Verrier voeren mee, twee franciscaanse priesters die verslag deden van de expeditie in de Le Canarien[1], een kroniek waarvan twee versies overgeleverd zijn, de codex Egerton 2709[2] en de codex Mont-Ruffet[3]. Tevens waren er twee Guanchen, oorspronkelijke bewoners van de Canarische Eilanden, mee aan boord. Zij waren op een eerdere reis gevangengenomen. Na zijn verovering van Lanzarote, keerde Béthencourt terug naar Cádiz, terwijl Gadifer de la Salle de archipel verkende. Op het moment dat hij in Cádiz was voor versterking, brak er op het eiland een strijd los tussen Gadifer de la Salle en officier Berthin de Berneval. Bij deze ruzie werden ook de verdreven eilandbewoners betrokken, wat er uiteindelijk in resulteerde dat een groep Spanjaarden en oorspronkelijke bewoners van het eiland sneuvelden. Tijdens de crisis die hierop volgde, ontdekte Gadifer de la Salle het eiland Fuerteventura. Na terugkomst van Béthencourt in 1404 keerde de rust op het eiland terug. Na de wederopbouw werd de stad Betancuria gesticht, als hoofdplaats van het eiland.
In 2022 werden op Lanzarote bij archeologische opgravingen munten gevonden met het contramerk van Bethencourt: een B op het koninklijke zegel. Het zijn de oudste munten die op de Canarische eilanden zijn gevonden en de eerste Spaanse munten met een contramerk.[4]