Jean Astruc (Sauve, 19 maart1684 – Parijs, 5 mei1766) was een bekende Franse arts, de zoon van een bekeerde protestantsedominee. Hij studeerde aan de universiteit van Montpellier en werd achtereenvolgens hoogleraar in Toulouse, in Montpellier en in Parijs. De koning van Polen trok hem in 1729 aan als eerste lijfarts, maar hij bleef nog geen jaar aan diens hof en ging in 1730 weer naar Parijs, waar koning Lodewijk XVI hem als hofarts aannam. Ook was hij de privéarts van de romanschrijfster Claudine Guérin de Tencin (1682-1749), en werd tevens haar geliefde.
Astruc volgde het mechanische systeem van Herman Boerhaave. Zijn belangrijkste werken zijn:
Mémoires sur la peste de Provence, 1722-1725
De morbis renereis (over nierziekten), 1736-1740
Traité des Tumeurs (over tumoren), 1759
Des Maladies des femmes, 1761- 1765
Ook hield hij zich bezig met de metafysica, en daarover publiceerde hij de volgende werken:
De Sensatione (over de waarneming), 1720
De Imaginatione (over de verbeelding), 1723
Sur l'immortalité, l'immatérialité et la liberté de l'âme, 1755.