Tijdens een verblijf in 1948 in Parijs verfranste hij zijn naam tot Jan Roëde en bleef zich ook na zijn terugkeer in Nederland zo noemen. Behalve in Frankrijk werkte hij enige tijd in Zweden.
Zijn abstractestijl bestaande uit losse lijnen en vlakken, maakte in de loop der tijd plaats voor composities van aaneengesloten gekleurde vlakken. In de jaren 1950 ontwikkelde hij zijn eigen stijl bestaande uit versimpelde mens- en dierfiguraties in verhevigde, onrealistische kleuren. Hij had de gewoonte zeer dun te schilderen.
Roëde die onder meer inspiratie putte uit de boeddhistischeZen-filosofie, was een tamelijk onafhankelijk kunstenaar wiens werk enigszins in de richting van dat van Cobra neigde. De kunstenaars van Cobra vroegen hem destijds zich bij hen te voegen maar dat aanbod sloeg hij af omdat hij ze te ruw vond.
Hij werd geïnspireerd door het 'omgekeerde kleurenperspectief' van Maurice Estève, met koele kleuren op de voorgrond en warme kleuren op de achtergrond. Dit principe zou hij in zijn latere werk veelvuldig toepassen.