Cremer werd diverse malen verkozen tot lid van de Tweede Kamer. Hij vertegenwoordigde tussen 1884 en 1897 het kiesdistrict Amsterdam. Van 1897 tot 1901 was hij minister van Koloniën in het Kabinet Pierson - Borgesius en deed als zodanig veel voor het verkeerswezen en de petroleumbelangen in Nederlands-Indië. Hij was ook de opsteller van de eerste Nederlands-Indische Mijnwet. Na zijn ministerschap zou hij nogmaals een periode Kamerlid zijn (1901-1905). Cremer was ook het hoofd van de centrale Nederlandse commissie voor de Parijse Wereldtentoonstelling in 1900. Tijdens deze wereldtentoonstelling had Nederland geen nationaal paviljoen in de 'Rue des nations' waar de landenpaviljoens zich bevonden. De commissie had onder invloed van Cremer er voor gekozen een replica van de Javaanse boeddhistische tempel Candi Sari te laten nabouwen in het koloniale gedeelte bij het Trocadéro.
Cremer kocht landgoed Duin en Kruidberg in Santpoort, dat tot 1961 in het bezit van de familie Cremer bleef. 's Winters woonde hij in Amsterdam op het Huis met de Kolommen, Herengracht 502, de latere ambtswoning van de Amsterdamse burgemeester, dat hij in 1907 kocht. Hij liet het huis restaureren door architect Herman Walenkamp.
Cremer was een verre oom van Constant Cremer, de eerste Afrikaanse voetballer in Nederland.[1]
Sinds 2002 staat een levensgrote driedimensionale beeltenis van Cremer als tabaksplanter in Sumatra opgesteld in de semipermanente expositie "Oostwaarts!" in het Wereldmuseum Amsterdam.
Bronnen, noten en/of referenties
Moerman,J.J. & Klijnhout-Moerman,T.; Grote Nederlanders (1947),
Sanders,H.; Jaarverslagen en gedenkboeken: Jacob Cremer (1952)
De informatie op deze pagina, of een eerdere versie daarvan, is geheel of gedeeltelijk afkomstig van www.parlement.com. Overname was tot 1 februari 2016 toegestaan met bronvermelding.
↑De moeder van Jacob Theodoor Cremer had een broer, Willem Carel Toewater, die getrouwd was met Anna Cremer, een zus van de vader van Constant Cremer.