Awret werd geboren als Irene Spicker.[1][2] Ze was de jongste van drie kinderen. In verband met de Rassenwetten van Neurenberg moest ze in 1937 gedwongen de middelbare school vertalen, waarna ze een studie tekenen en schilderen begon. Rond 1939 vluchtte ze met een van haar zussen naar België, waar ze enkele jaren doorbracht. Ze zette haar studies voort en vond uiteindelijk werk als houtsculptuurrestaurateur.[3]
In 1943 werd Awret gevangengenomen door de Gestapo, die inmiddels België bezet had. Ze werd afgevoerd naar het kamp op Kazerne Dossin. In het kamp werden kunstworkshops gehouden, waar Awret aan deelnam. Ze maakte er onder meer armbanden en borden. Ook werd ze gedwongen om portretten te maken van Nazi-officiers. In het kamp ontmoette ze Azriel Awret (1910-2011[4]), een kunstenaar die eveneens gevangengenomen was. Na de bevrijding van Mechelen aan het einde van 1944 huwde het koppel.[5]
Het echtpaar kreeg twee kinderen en emigreerde in 1949 naar Safed, waar de twee een kunstkolonie oprichtten.[6]
In de jaren 1970 emigreerde het echtpaar naar de Verenigde Staten. In Awrets boek They'll Have to Catch Me First: An Artist's Coming of Age in the Third Reich (ISBN 0299188302) uit 2004 vertelde ze over haar jeugd en de tijd die ze doorbracht in het Mechelse kamp.[5]
↑ ab(en) Irène Awret. Learning about the Holocaust Through Art (16 maart 2022). Gearchiveerd op 16 maart 2022. Geraadpleegd op 7 mei 2024 – via web.archive.org.
↑(en) Azriel Awret. Learning about the Holocaust through Art (23 november 2021). Gearchiveerd op 23 november 2021. Geraadpleegd op 7 mei 2024 – via web.archive.org.