Instituut Houtappel is een kunstenaarscollectief, bestaande uit het Nederlandse kunstenaarsduo Geert Voskamp (17 december 1934, Hengelo) en Lambertus Hendrikus Lambregts (28 augustus 1951, Winschoten), die tevens lid waren van het Nederlandse uitgeverscollectief De Enschedese School. In 1974 werd Instituut Houtappel ook formeel opgericht als instituut. Vanuit Instituut Houtappel, respectievelijk gevestigd in Enschede en Dieren, realiseerden Voskamp en Lambregts conceptueel werk, waaronder: publicaties, grafiekwerk, transdisciplinaire performances, theatervoorstellingen, films, prijsuitreikingen en grondaankopen.
Sinds 2017 werkt Instituut Houtappel samen met kunstenares en filosofe Tine Melzer.[1]
Logo van het instituut
In 1976 liet Instituut Houtappel een eerste logo ontwerpen door de Belgische kunstenaar Johan Van Geluwe (Waregem, 1929).
Vanaf 1980, na de verhuis van het instituut naar Dieren, gebruikten ze een nieuw, ruitvormig logo, ontworpen door Rose-Marie Gerritsen.
Projecten
Lambregts-Voskamp Bokaal (LVB)
Vanaf 1970 reikt Instituut Houtappel een verzilverde wisseltrofee uit, de Lambregts-Voskamp Bokaal (LVB). De motivatie voor toekenning is variabel, daar het instituut deze verantwoordelijkheid steeds overlaat aan de winnaar zelf.
Winnaars
1970: theatergezelschap ‘VICTIM’, bestaande uit tonelisten Petra Kersten, Marlise Pauw, Carel Janssen, Wim van Stek, Jasper Holthuis
1971: Léon van Tongeren en Cees Hoogstede: “vanwege hun speelse doch professionele aanpak bij hun bezigheid met heteluchtballonnen en opblaaselementen”
In 1974 trachtte Instituut Houtappel verschillende percelen grond van 10 m2 te verwerven in Nederland als middel tot maatschappijstudie. Het instituut verwierf slechts twee stukken grond, één perceel op de Koningin Julianastraat te Smilde en één aan de Latensteinse Rondweg in Tiel. Andere gemeenten boden aan een perceel te huren of wezen het voorstel af. De grondaankopen, waarvoor het instituut gebruikmaakte van een subsidie van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), leidden tot ophef in de Kamer en de Nederlandse pers.[2]