Van 1819 tot 1825 was hij als vertegenwoordiger van de provincie Oost-Vlaanderen lid van de Nederlandse Tweede Kamer, als opvolger van Joannes Tack. Hij was regeringsgezinde. Hij voerde in de Kamer onder meer het woord bij de behandeling van wetten tot vaststelling van het Burgerlijk Wetboek. Van circa 1824 tot 1830 was hij commissaris van het arrondissement Oudenaarde en daarnaast was hij omstreeks 1828 lid van de Provinciale Staten van Oost-Vlaanderen. Ook was voor 1830 schepen van Oudenaarde. Hij was een uitgesproken orangist en nam in 1830 ontslag uit de Oost-Vlaamse provincieraad.[1] In 1844 werd hij verkozen in de gemeenteraad van Oudenaarde als vervanging van zijn overleden broer Edouard. Hij volgde hem ook op als burgemeester. Hij vervulde dit ambt tot aan zijn dood in 1851. Hij werd opgevolgd door zijn neef Victor Liefmans.
S. MINNAERT, De politieke dynastieën te Oudenaarde van 1815 tot 1914, Gent, R.U.G. licentiaatsverhandeling (onuitgegeven), 1974.
Wouter RONSIJN, De moeilijke jaren 1840 in Oudenaarde. Sociaal-economisch en politiek beeld van een stad tussen 1840 - 1850. Een historisch onderzoek naar het verloop van de crisis van 1845 - 1849 binnen de sociaal-economische context van Oudenaarde en de behandeling van die crisis binnen de politieke context van Oudenaarde, Licentiaatsverhandeling (onuitgegeven), Gent, RUG, 2004.
Register van Overlijden, stad Oudenaarde, 1851, overlijdensakte 5