Van Swieten bekwam van keizerin Maria-Theresia een studiebeurs zodat Crantz zich bekwaamde in de verloskunde in Parijs en Londen (1750-1754). In Parijs ging Crantz in de leer bij de bekende verloskundigen André Levret (1703-1780) en Nicolas Puzos (1686-1753). Terug in Wenen werd Crantz docent in de pas opgerichte leerstoel verloskunde; zijn praktijk was in het Sankt Marxer Spital (of Sint-Marcus ziekenhuis) in het district Landstrasse in Wenen. Hij was docent verloskunde van 1754 tot 1760. In deze periode slaagde hij erin de opleiding van vroedvrouwen te organiseren. Hij onderwees aan artsen hoe scherp materiaal te vermijden bij bevallingen en verkoos daarom de gekromde verlostang van Levret, zoals hij in Parijs gezien had. Door zijn publicaties in verloskunde kwamen studenten van over het hele Rooms-Duitse Rijk naar Wenen. Zijn publicatie over baarmoederscheuren werd zelfs in het Frans vertaald en in Parijs gelezen. In 1760 verliet hij de leerstoel verloskunde; Valentin Lebmacher nam het van hem over.
Botanica en fysiologie
Vanaf 1760 was Crantz hoogleraar fysiologie en materia medica (geneesmiddelenleer).[3] Hij was reeds voor het jaar 1760 betrokken bij deze leerstoel, wanneer zijn voorganger Melchior Störck nog in leven was. In dit academisch ambt ontpopte Crantz zich tot een plantkundige. Hij beschreef meer dan 30 plantensoorten.[4] Het ging onder meer om de melganzenvoet, de stranddruif en het muurbloempje. Het bloemengeslacht Crantzia binnen de bloemenfamilie Gesneriaceae is naar Crantz vernoemd.[5] Als fysioloog ondersteunde Crantz de werken van zijn Zwitserse collega en tijdgenoot von Haller.[6] Von Haller onderzocht situaties van huidirritatie en huidgevoeligheid. Ook hier zag Crantz een verband met de plantkunde. Crantz publiceerde daarnaast over de meer dan 500 kuurbronnen in de landen onder de Habsburgse kroon.
In 1774 was hij te ziek voor verder wetenschappelijk werk. Hij trok zich terug in zijn landgoed in Judenburg, in het hertogdom Stiermarken. Datzelfde jaar verleende keizerin Maria-Theresia hem de adellijke titel van Freiherr.[7] In Judenburg stierf hij in 1799.
Werken
Zijn werken handelen zowel over verloskundige onderwerpen, als botanische, fysiologische en farmacologische onderwerpen. De publicaties waren deels in het Latijn, deels in het Duits.
Commentarius de rupto in partus doloribus a foetu utero. 1756.
Einleitung in eine wahre und gegründete Hebammenkunst. 1756.
Materia medica et chirurgica juxta systema naturae digesta. Drie volumes. Tussen 1762 en 1765.
Stirpium Austriacarum fasciculus. Drie volumes. Tussen 1762 en 1767.
Institutiones botanicae. 1765.
Laudatio funebris Joann.Laur.Gasseri, Phil. et Med.Dr. et Prof. C.R.Univ. 1765.
Institutiones rei herbaricae. 1766. Met bijlage Additamentum generum novorum, cum eorundem speciebus cognitis, in 1767.
↑(de) Schönbauer, Leopold (1957). Neue Deutsche Biographie, Volume 3. Historische Kommission bei der Bayerischen Akademie der Wissenschaften, München, "Crantz (Cranz), Heinrich Johann Nepomuk Edler von (seit 1774)", blz 400. Gearchiveerd op 2 februari 2022.
↑(en) Crantzia, genus. The Plant List, a working list of all plant species (2010). Gearchiveerd op 10 april 2022.
↑(de) von Hecker, Karl (1876). Allgemeine Deutsche Biographie, Volume 4. Historische Kommission bei der Bayerischen Akademie der Wissenschaften, München, "Crantz, Heinrich Johann Nepomuk Edler von", blz 564. Gearchiveerd op 29 januari 2023.