Mader nam in 1988 een eerste keer deel aan de Olympische winterspelen. In Calgary eindignde Mader op de 5e plaats in de Super G en 11e in de reuzenslalom. In de wereldbeker alpineskiën eindigde Mader derde in het algemene eindklassement van het seizoen 1989/1990 achter Pirmin Zurbriggen en de Noor Ole Kristian Furuseth. Met hetzelfde puntenaantal als diezelfde Furuseth won Mader wel het eindklassement in de wereldbeker slalom. In 1992 behaalde Mader zijn enige Olympische medaille: in de Olympische afdaling behaalde hij brons na zijn landgenoot Patrick Ortlieb en de Fransman Franck Piccard. Twee jaar later, op de Olympische Winterspelen 1994 in Lillehammer viel Mader net naast het podium van de Combinatie. Op de WK 1996 behaalde Mader zijn 4e bronzen medaille op de combinatie op een WK. Tijdens de WK 1997 behaalde Mader nog brons op de Super G, zijn enige medaille op een internationaal toernooi op dit nummer. Ook op de Olympische Winterspelen 1998 in Nagano moest Mader tevreden zijn met een 4e plaats op de combinatie.
Mader won in zijn loopbaan 14 wereldbekerwedstrijden. Hij behoort ook tot het selecte gezelschap van slechts 5 alpineskiërs die een wereldbekerwedstrijd in de 5 verschillende disciplines konden winnen. Desondanks won Mader nooit het eindklassement in de algemene wereldbeker. Zowel in de wereldbeker alpineskiën 1994/1995 als in 1995/1996 eindigde hij op de tweede plaats in het eindklassement, respectievelijk achter Alberto Tomba en Lasse Kjus. In het seizoen 1995/1996 won hij wel eindklassement van de wereldbeker in de combinatie.
Op het einde van het seizoen 1997/1998 zette Mader een punt achter zijn professionele loopbaan als alpineskiër. 13 dagen na zijn afscheid kreeg Mader tijdens een voetbalwedstrijd een beroerte. Als gevolg hiervan was half zijn lichaam verlamd en verloor Mader 85% van zijn woordenschat. Na 3 jaar revalidatie kon hij volledig herstellen. In 2003 bracht Mader zijn levensverhaal in boekvorm uit onder de titel: "Überleben". In dit boek beschrijft hij zijn loopbaan als alpineskiër maar ook de periode van zijn beroerte en herstel.[1][2]