Gaga-soorten zijn kleine terrestrische varens met korte, kruipende rizomen, bezet met lancetvormige, donkerbruine tot zwarte of tweekleurige schubben. De bladsteel is kastanjebruin tot zwart, meestal glad, met een enkele groef aan de bovenzijde. De bladschijf is ovaal tot vijfhoekig, twee- tot viervoudig geveerd, meestal onbehaard (dit in tegenstelling tot de meeste Cheilanthes-soorten). De bladslipjes zijn lijnvormig tot ovaal, de toppen afgerond of geleidelijk smaller wordend (in tegenstelling tot Aspidotis-soorten, waarvan de slipjes in een scherpe punt eindigen).
De sporenhoopjes staan in langs de rand van de blaadjes, gegroepeerd rond de uiteinden van de nerven, gedeeltelijk bedekt door sterk gedifferentieerde, gladde of behaarde pseudo-indusia. Er zijn geen echte dekvliesjes. De sporendoosjes of sporangia dragen 32 of 64 ronde, bruine of zwarte sporen.
Het geslacht telt in de huidige indeling negentien soorten, waarvan zeventien zijn afgesplitst van Cheilanthes en twee nieuw beschreven soorten, G. germanotta (waarbij germanotta nogmaals verwijst naar Lady Gaga), en G. monstraparva (of 'kleine monsters', de roepnaam voor Lady Gaga-fans).
Gaga purpusii (T. Reeves) Fay-Wei Li & Windham (2012)
Bronnen, noten en/of referenties
(en) A.R. Smith, K. M. Pryer, E. Schuettpelz, P. Korall, H. Schneider, P.G. Wolf, 2006: A classification for extant ferns. Taxon. 55 (3), 2006, blz. 705–731. PDF; 424 KB