De Bruyn (zijn achternaam dankte hij aan een Nederlandse voorouder) was de jongste telg uit een gezin met vier kinderen. Van 1943 tot 1945 moest hij als minderjarige soldaat en 'Luftwaffenhelfer' deelnemen aan de Tweede Wereldoorlog. Hij liep daarbij een ernstige hoofdwond op zodat hij geruime tijd niet kon praten. Naar eigen zeggen besloot hij toen schrijver te worden om zich in elk geval te kunnen uiten. Hij herstelde en na ontslag uit Amerikaanse detentie keerde hij terug naar Oost-Berlijn. Hij liet zich tot leraar opleiden en werd later tevens bibliothecaris en bibliotheekwetenschapper. Vanaf 1961 legde De Bruyn zich toe op het schrijverschap. Hij werd lid van het Deutscher Schriftstellerverband (de schrijversbond van de DDR) en zat later in de internationale schrijversorganisatie PEN-club.
De Bruyns werk bestaat voornamelijk uit autobiografisch getinte, realistische romans en novellen, waarin hij zich voorzichtig kritisch uitlaat over het DDR-regime. Verder schreef hij verscheidene literatuurhistorische en geschiedkundige essays en een biografie over de romantische schrijver Jean Paul (Johann Paul Friedrich Richter). In zijn werk is merkbaar dat de mogelijkheid om na de val van de Berlijnse Muur, eind 1989, vrijuit te kunnen schrijven voor De Bruyn bevrijdend werkte. Zijn tweedelige autobiografie Zwischenbilanz (1992) en Vierzig Jahre (1996) is in Nederland verschenen binnen de reeks Privé-Domein onder de titels Verschoven stad[1] en Veertig jaar.[2]
De Bruyn werd in de DDR diverse malen onderscheiden voor zijn werk, onder meer met de 'Heinrich-Mann-Preis' (1964) en de 'Lion-Feuchtwanger-Preis' (1981). In oktober 1989 weigerde hij de 'Nationalpreis der DDR' vanwege “starheid, intolerantie en dialogisch onvermogen” die hij bij de DDR-regering constateerde. Na 'Die Wende' kreeg hij nog vele andere prijzen, waaronder de 'Thomas-Mann-Preis' (1990), de 'Heinrich-Böll-Preis' van de stad Keulen (1990), de 'Großer Literaturpreis der Bayerischen Akademie der Schönen Künste' (1993), de 'Literaturpreis der Konrad-Adenauer-Stiftung' (1996) en de 'Deutscher Nationalpreis' (2002). Hij kreeg eredoctoraten aan de Albert-Ludwigs-Universität in Freiburg (1991) en de Humboldt Universität in Berlijn (1999).
Werkenlijst
Über die Arbeit in Freihandbibliotheken, 1957
Hochzeit in Weltzow, 1960
Wiedersehen an der Spree, 1960
Einführung in die Systematik für allgemeinbildende Bibliotheken, 1961
Der Hohlweg, 1963
Sinn und Form, 1963, tweede druk als Buridans Esel, 1968