Marc legde zich vooral toe op dierenportretten, waarbij hij niet zozeer de uiterlijke verschijningsvorm, als wel de innerlijke essentie van het dier probeerde te vatten. Hierbij speelde de door hem ontwikkelde kleurensymboliek een grote rol. Zo stond blauw bijvoorbeeld voor "het mannelijke principe, stug en geestelijk" en geel voor "het vrouwelijke principe, zacht, vrolijk en zinnelijk". Onder invloed van het kubisme vereenvoudigde hij ook de vormen sterk. Hierdoor neigden zijn schilderijen steeds sterker naar het abstracte. Zijn laatste werken verwijzen duidelijk naar de ware uitdrukkingskracht van het abstracte expressionisme.
In oktober 1900 wordt hij leerling aan de Münchener Kunstakademie, nadat hij gestopt is met zijn studie filologie en theologie. Ook met deze nieuwe studie stopt hij al snel, omdat hij ook hier geen nieuwe inspiratie kan opdoen.
Op 27 maart 1907 trouwt hij met Marie Schnür. Het huwelijk houdt echter niet lang stand (scheiding 8 juli 1908). Vrijwel direct na het huwelijk verblijft Marc een week in Parijs.
In 1910 leert hij de gelijkgezinde schilder August Macke kennen, met wie hij snel vriendschap sluit en een intensieve briefwisseling over hun wederzijdse kunst voert. Dankzij Macke wordt hij lid van de Neue Künstlervereinigung München.
In september-oktober 1912 reist hij met August Macke naar Parijs. Ontmoeting met Robert Delaunay. Beide Duitse kunstenaars zijn diep onder de indruk van Delaunay's serie "Vensters op Parijs".
In augustus 1914 meldt hij zich als oorlogsvrijwilliger. Hem wordt opgedragen camouflagedoeken te schilderen. Hij geraakt echter al snel gedesillusioneerd over de oorlog.
Op 4 maart1916 wordt hij tijdens een patrouille dodelijk getroffen door een granaat.
1913: De schepping van de paarden, Museum de Fundatie, 45,0 × 40,0 cm (huidige naam op basis van onderzoek in 2003-2004, voorheen ook bekend als Drie fabeldieren en Blauwe reeën)[9].
1913/14: Rehe im Wald II, Staatliche Kunsthalle, Karlsruhe