In 1745 verleende de keurvorst van Beieren, Maximiliaan III, de titel graaf de Méan de Beaurieux aan baron Pierre de Méan, vader van François-Antoine (hieronder).
Genealogie
François Antoine de Méan de Beaurieux (1724-1784) trouwde in 1752 met gravin Elisabeth de Hoensbroeck (†1782). Ze hadden drie zoons:
Graaf Pierre Karel François Antoine de Méan de Beaurieux (1753-1802) was keizerlijk kamerheer, burgemeester van Luik, erekanunnik van de Sint-Lambertuskathedraal. Hij was getrouwd met gravin Marie-Aloïse de Wrbna (1756-1833).
Graaf César Constantin Maria de Méan (1759-1833) werd kanunnik van de Sint-Lambertuskathedraal, grootkanselier van de prins-bisschop, proost van de Sint-Jacobskerk en voorzitter van de Rekenkamer. In het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd hij lid van de Provinciale Staten van Luik en kamerheer van koning Willem I. In 1816 werd hij erkend in de erfelijke adel met de titel graaf en werd benoemd in de Ridderschap van Luik.
In 1876 betekende het overlijden van François Eugène de Méan het uitdoven van de familie de Méan.
Residenties
Vanaf de 16de eeuw resideerden de Méans in het hof of kasteel in Zichen-Zussen-Bolder dat hun naam droeg.
In Luik bewoonden ze het weelderige Hotel de Méan.
In Saive stond een aanzienlijk kasteel dat als buitenverblijf voor de familie de Méan diende. Jean Ernst de Méan kocht het kasteel in 1692.