Het Nationaal Congres (ook Volksraed in oudere documenten) was de grondwetgevende en eerste, voorlopige, wetgevende vergadering van het onafhankelijke België na de omwenteling van 1830. Ze stelde de Belgische Grondwet op, die op 7 februari 1831 werd afgekondigd. Het Nationaal Congres zetelde van 10 november 1830 tot 21 juli 1831, waarna het verdaagd werd, om uiteindelijk te worden ontbonden op 29 augustus 1831.
Op 4 oktober1830 had het Voorlopig Bewind de onafhankelijkheid van België uitgeroepen. Op 3 november kozen 30.000 cijns- en bekwaamheidskiezers de 200 leden van het Nationaal Congres. De geografische verdeling was als volgt, in aantal vertegenwoordigers per provincie:
Een korte parenthese naar aanleiding van de verdeling toegepast op de bovenstaande tabel. Die verdeling op basis van de huidige federale gewesten is natuurlijk een anachronisme. De tegenstellingen waren toen niet zo scherp. De vertegenwoordigers die werden verkozen, behoorden immers allen tot dezelfde gegoede klassen van adel en burgerij, van wie de meesten eenzelfde opvoeding in het Frans hadden genoten. En toch is de verdeling niet helemaal zonder grond. Er waren immers toch duidelijke verschillen te merken tussen de verschillende gewesten. Van de dertien verkozen priesters waren er tien uit West- en Oost-Vlaanderen en er was geen enkele in het Zuiden van het land gekozen. De orangisten en hun sympathisanten situeerden zich in welbepaalde arrondissementen, vooral in het noorden van het land. De voorstanders van een opslorping door Frankrijk waren vooral in het zuiden te vinden. De grote meerderheid van de congresleden uit het noorden behoorde tot de verschillende nuances van katholieke vertegenwoordiging, terwijl de meerderheid van de vertegenwoordigers uit Henegouwen en Luik tot de antiklerikale groep behoorden. Ook de verkiezingen voor een staatshoofd en zelfs die voor een regent toonden duidelijk de verschillende gevoeligheden aan tussen vertegenwoordigers van wat men thans 'Vlaanderen' noemt en die van wat men thans 'Wallonië' noemt.
Het bleek een vooruitziende beslissing te zijn geweest meteen ook plaatsvervangers te laten verkiezen, want in de loop van de amper negen maanden werking van het Congres, moest men niet minder dan 39 leden (20 %) door hun vervanger laten opvolgen. Het betekent dat 78 leden van het Congres slechts een gedeelte van de volledige sessie meemaakten. Vooral na de goedkeuring van de Belgische Grondwet in februari 1831 waren er nogal wat leden die van oordeel waren dat ze hun opdracht volbracht hadden en hun aanwezigheid niet meer nuttig was. Sommigen waren om een of andere reden ontmoedigd of ontevreden en haakten af.
De Conferentie van Londen, met de vijf Europese mogendheden, erkende op 20 december1830 de scheiding als onvermijdelijk is en stelde Belgische onafhankelijkheid in het vooruitzicht. Hieraan verbond ze echter enkele voorwaarden, vooral betreffende de gebiedsafbakening.
Het Nationaal Congres had als voornaamste taak een grondwet op te stellen voor de nieuwe staat. Het was hiermee op 7 februari 1831 klaar. Het moest vervolgens een staatshoofd aanduiden en deed dit op 3 februari 1831 door de verkiezing van de hertog van Nemours (die niet aanvaardde), op 24 februari 1831 door de verkiezing van een regent en op 4 juni door de verkiezing van Leopold I. Op 9 juli 1831 nam het, met 126 stemmen tegen 70, het Verdrag der XVIII artikelen aan. Het Congres bleef als wetgevend orgaan voortbestaan tot aan de verkiezing van het eerste parlement op 29 augustus 1831. Op 8 september1831 gaf de Koning de openingsrede voor de allereerste zitting van het nieuwe parlement.
« Au nom du peuple belge, Le Congrès national de la Belgique déclare que le peuple belge adopte, pour forme de son Gouvernement, la monarchie constitutionnelle représentative, sous un chef héréditaire. »
« Au nom du peuple belge, Le Congrès national déclare que les membres de la famille d’Orange-Nassau sont à perpétuité exclus de tout pouvoir en Belgique. »
Het decreet werd goedgekeurd met 161 stemmen voor en 28 tegen. De tegenstemmers waren: d'Ansembourg, de Baillet, de Bergeyck, Jean-Baptiste Claes, Henri Cogels, Albert Cogels, Cornet de Grez, Destouvelles, Domis, Du Bois, priester de Foere, de Gerlache, d'Hanis van Cannart, De Hemptinne, Huysman d'Annecroix, Le Grelle, de Liedel de WeIl, MacLagan, Orban, Osy, de Renesse-Breidbach, François de Sécus, Frédéric de Sécus, de Stockhem, Thorn, de Trazegnies, van Volden de Lombeke, Werbrouck-Pieters.
Dit decreet werd later nogmaals bevestigd met het Decreet 49 van 24 februari 1831, met de zin
« Le congrès national déclare que c'est comme corps constituant qu'il a porté ses décrets des 18 et 24 novembre 1830, relatifs à l'indépendance du peuple belge et à l'exclusion à perpétuité des membres de la famille d'Orange-Nassau de tout pouvoir en Belgique. »
Er namen 131 leden aan de stemming deel: 92 voor, 38 tegen en 2 onthoudingen. Het was duidelijk dat heel wat leden dit voorstel tot bevestiging, gedaan door Paul Devaux en hernomen door Frans-Jozef Beyts, hevige vijand van Willem I en Nederland, als overbodig beschouwden. Niet alleen nam maar een eerder gering aantal leden aan de stemming deel, het aantal tegenstemmers was veel aanzienlijker dan het aantal openlijke of verdoken orangisten onder de Congresleden. De tegenstemmers waren: priester Pollin, de Quarré, de Stockhem, Desmanet de Biesme, Le Bègue, Meeûs, Rouppe, d'Huart, Dams, de Ville, Constantin Rodenbach, de Selys Longchamps, Lecocq, Cols, Barthélemy, priester Van Crombrugghe, Leopold Zoude, Teuwens, Charles Rogier, Vandenhove, de Tiecken de Terhove, Charles de Brouckère, de Woelmont, de Man. Priester De Foere en Lardinois hadden zich onthouden.
Invoering van de constitutionele monarchie: Koning der Belgen
Met een Decreet nummer 35 van 29 januari 1831 besloot het Nationaal Congres dat de officiële titel die het Belgische staatshoofd zou dragen die van koning der Belgen zou zijn, en niet die van koning van België. Dit gebeurde in navolging van de Julimonarchie in Frankrijk. De reden hiervoor was inhoudelijk. De koning der Belgen is een constitutioneel monarch binnen een systeem van volkssoevereiniteit, en niet langer een monarch volgens goddelijk recht.
De koning treedt enkel in functie na goedkeuring door en aflegging van de grondwettelijke eed voor de Verenigde Kamers, en niet langer automatisch door het overlijden van zijn voorganger. In deze zin is het Belgische koningschap een 'republikeins' koningschap. De eed werd door het Decreet van 29 januari 1831 vastgelegd:
« Le Congrès national, décrète :
Art. 1. N… est proclamé Roi des Belges, à la condition d’accepter la constitution telle qu’elle sera décrétée par le Congrès national.
Art. 2. Il ne prend possession du trône, qu’après avoir solennellement prêté, dans le sein du Congrès, le serment suivant : « Je jure d’observer la constitution et les lois du peuple belge, de maintenir l’indépendance nationale et l’intégrité du territoire. »
In een tweede stemronde werden 192 stemmen uitgebracht. De uitslag was als volgt:
Lodewijk van Orléans: 97 stemmen;
August van Leuchtenberg 74 stemmen;
en Karel van Oostenrijk-Teschen: 21 stemmen.
Op 7 februari 1831 nam het Nationaal Congres de Belgische Grondwet aan, de meest liberale ter wereld op dat moment, en werd het Voorlopig Bewind ontbonden.
Lodewijk van Orléans was echter voor het Verenigd Koninkrijk onaanvaardbaar als koning. Koning Lodewijk-Filip der Fransen sloeg het aanbod af op 17 februari 1831. Daardoor diende het Nationaal Congres dus een nieuwe keuze maken.
In afwachting daarvan werd op 24 februari 1831 de voorzitter van het Nationaal Congres, Érasme Surlet de Chokier, aangesteld als regent. Andere kandidaten waren Félix de Mérode en Etienne de Gerlache. Hij haalde het met 108 stemmen tegen 43 en 5 stemmen, op een totaal van 156 stemmen. Etienne de Gerlache werd de nieuwe voorzitter van het Nationaal Congres.
Het unicamerale Nationaal Congres besliste in de Grondwet om een bicameraal parlement op te richten, met een Kamer van volksvertegenwoordigers en Senaat. Het Nationaal Congres decreteerde de Kieswet, die de verkiezing van beide kamers regelde. De wet werd aangenomen op 3 maart 1831 door het Nationaal Congres met 101 stemmen voor en 31 stemmen tegen.[1]
Op 11 november 1830 werden de voorzitter, twee ondervoorzitters en vier secretarissen van het Nationaal Congres aangesteld, op 16 november volgde de aanstelling van vier quaestoren. De functies binnen het Bureau waren als volgt onderverdeeld:
Van alle leden van het Nationaal Congres behoorden er 65 tot de adel tegen 174 tot de burgerij. De aanwezige beroepen waren als volgt onderverdeeld:
Advocaat (en pleitbezorger): 70
Eigenaar of rentenier: 70
Handelaar: 24
Magistraat: 20
Geestelijke: 13
Ambtenaar: 12
Bankier: 8
Industrieel: 8
Arts: 4
Notaris: 3
Officier: 2
Brouwer: 2
Apotheker: 1
Regisseur: 1
Onbekend: 1
Politieke indeling
Op de site http://www.unionisme.be werd een eerste benadering gedaan van onderverdeling van de Congresleden volgens politieke tendens. Het gaat hier om een eerder ruwe benadering. Een aantal leden is onvermijdelijk onder méér dan één categorie onder te brengen.
Het spreekt vanzelf dat de verkozen leden van het Congres tot de notabelen van hun arrondissement behoorden. Binnen die beperking waren heel wat uiteenlopende gezindten aanwezig.
Was de grote meerderheid gewonnen voor een onafhankelijke Belgische staat, dan was er toch een groep orangisten aanwezig, die onder meer campagne voerde tegen het definitief uitsluiten van de Oranje-Nassaus. Een andere groep pleitte voor nauwe aansluiting bij Frankrijk.
Was de grote meerderheid gewonnen voor een grondwettelijke monarchie als staatsvorm, dan was er toch een groep die de republiek voorstond.
Was de meerderheid uiteindelijk gewonnen voor een overeenkomst met Nederland en voor de goedkeuring van het Verdrag der XVIII artikelen (met afstand van een deel van het Belgisch grondgebied), een niet onbelangrijke groep stond de verwerping voor van deze door de grote mogendheden opgelegde vredesvoorwaarden en wilde liever de gewapende strijd aangaan.
Nog andere tegenstellingen deden zich voor, zoals die tussen voorstanders van het aanleunen bij Frankrijk en voorstanders van goede nabuurschap met Engeland, tussen katholieke ultramontanen en liberale antiklerikalen, tussen vertegenwoordigers van de handel en nijverheid en die van de landbouw en het grondbezit.
Tussen de 30 en de 60 leden waren lid van een vrijmetselaarsloge of waren het ooit geweest.[2] Ook onder hen waren uiteenlopende strekkingen aanwezig, zodat niet van enige georganiseerde invloed van de vrijmetselarij sprake was.
Het Nationaal Congres telde 13 rooms-katholieke priesters onder zijn leden. Ook zij vormden geen aaneengesloten groep en vaak kwam het tot tegenstellingen tussen de meer behoudsgezinde en de meer progressieve geestelijken.
Tussenkomsten
Het lidmaatschap van het Congres was op zich nog geen argument om de invloed van elk lid te meten. Een honderdtal leden deed geen enkele tussenkomst en manifesteerde zich enkel door aan de stemmingen deel te nemen. Negen en dertig leden namen in de loop van de werkzaamheden ontslag en werden door een plaatsvervanger opgevolgd. Alleen een dertigtal leden voerde bestendig het woord en leidde de debatten in de ene of andere zin.
Deze leiders waren, op basis van het aantal tussenkomsten:
Deze opgave is natuurlijk maar één aspect van de mogelijke invloed op het Nationaal Congres. Een paar stevige en gefundeerde tussenkomsten kunnen méér betekend hebben dan een vloed aan bemerkingen. De kampioen van de tussenkomsten, Alexandre de Robaulx, verkreeg ongeveer op geen enkele van zijn voorstellen de instemming van een meerderheid van zijn collega's.
Men mag anderzijds evenmin uit het oog verliezen dat 'grijze eminenties' die niet in het publiek ageerden, achter de schermen een belangrijke tot doorslaggevende invloed konden uitoefenen. Toch mag het als waarschijnlijk worden aangenomen dat tussen de hierboven geciteerde namen, zich de meest invloedrijke leden van het Congres bevonden.
Congreskolom
Zie Congreskolom voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Als herinnering aan het Nationaal Congres werd in Brussel, naar een ontwerp door architect Joseph Poelaert, tussen 1850 en 1859 de Congreskolom opgericht. De namen van alle leden van dit Congres staan er op gebeiteld.
Adolphe BARTELS, Les Flandres et la révolution belge, Brussel, 1834.
Emile HUYTENS, Discussions du Congrès national de Belgique, 1830-1831, 5 vol., Brussel, 1844.
Theodore JUSTE, Le Congrès National, 2 vol., Brussel, 1880.
Léon DU BUS DE WARNAFFE, Le Congrès national d'après la correspondance de François-Louis du Bus, membre dudit Congrès, in: Revue Générale, 1904.
Leon DE BETHUNE, L'élection du premier roi des Belges par le Congrès national, Brussel, 1905.
Louis DE LICHTERVELDE, Le Congrès National de 1830. Etudes et portraits. Brussel, 1922.
Leon DU BUS DE WARNAFFE & CARL BEYAERT, Le Congrès National. Biographies des membres du Congrès National et du Gouvernement provisoire, Brussel, 1930.
Theo LUYCKX, Politieke Geschiedenis van België van 1789 tot heden, Brussel, 1964.
Michel MAGITS, De Volksraad en de opstelling van de Belgische Grondwet van 7 februari 1831. Een bijdrage tot de wordingssgeschiedenis van de Belgische konstitutie, doctoraatsthesis VUB, 1977.
De afstammelingen van de leden van het Nationaal Congres van België, Brussel, 1980.
Luc FRANÇOIS, "Intellectuele en revolutionaire bedrijvigheid: een elitewijziging? Casus: de Oostvlaamse advocaten van 1830", in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste geschiedenis, 1981, blz. 535-579.
Michel MAGITS, "De socio-politieke samenstelling van de Volksraad (10 november 1830 - 21 juli 1831)", in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 1981, blz. 581-608.
John GILISSEN, "Le caractère collégial des premières formes de gouvernement et d'administration de l'Etat Belge (1830-1831)", in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 1981, blz. 609-639.
Els WITTE, Jan CRAEYBECKX & Alain MEYNEN, Politieke Geschiedenis van België - van 1830 tot heden, Standaard Uitgeverij, Brussel, 2005.
Philippe RAXHON, "Mémoire de la Révolution française de 1789 et Congrès national belge (1830-31)", in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 1996,1-2, pp. 33–83.
A. DE DIJN, A pragmatic conservatism. Montesquieu and the framing of the Belgian constitution (1830–1831), Katholieke Universiteit Leuven, Departement Moderne Geschiedenis, Leuven, 2002.