1918 de regering over het optreden tegenover de generaal Von Hohenzollern, het optreden van de burgemeester van de gemeente Amsterdam in verband met de bewegingen die daar plaatsvonden en over de situatie in Nederland in verband met de buitenlandse toestand.
1918 minister Van Karnebeek over de aanwezigheid van de Duitse ex-keizer in Nederland, over de doortocht van Duitse troepen door Limburg en over de pogroms tegen de joden in Polen en Galicië.
1919 minister Van Karnebeek over onderhandelingen van de Nederlandse autoriteiten met diverse autoriteiten in Duitsland.
1921 minister Van Karnebeek over te verlenen steun aan de hongerende arbeiders en boeren in Sovjet-Rusland.
1924 minister Van Swaaij over de loonsverlaging voor het spoorwegpersoneel.
1924 minister De Graaff over de door de Indische Regering aangekondigde maatregelen ter bestrijding van de volksbeweging van arbeiders en boeren in Indië.
1929 minister Ruijs de Beerenbrouck over de heftige botsingen tussen politie en arbeiders naar aanleiding van de staking in de zinkwitfabriek te Maastricht.
1930 minister Donner over huiszoekingen bij communisten.
1931 minister Donner over het weren van De Tribune uit openbare leeszalen en uit de stationsboekhandel.
1932 minister Beelaerts van Blokland over de Nederlandse houding ten aanzien van de toestand in Shanghai.
1932 minister Reymer over de lonen van het spoorwegpersoneel en de voorgenomen loonkortingen daarop.
1935 minister Van Lidth de Jeude over de inmenging der regering in het conflict bij de particuliere mijnen.
1939 minister Goseling over de medewerking van Nederland aan voorziening in de nood van Spaanse kinderen en andere Spaanse vluchtelingen.
1939 minister-president Colijn over de oorzaak van het aftreden van de minister van Financiën en de daaruit ontstane gevolgen
In 1931 diende Wijnkoop een initiatiefvoorstel in over bestrijding van de nadelige gevolgen voor arbeiders van de economische crisis; het voorstel werd in 1932 ingetrokken.
Wijnkoop richtte in 1907 met Jan Ceton en Van Ravesteyn het tijdschrift De Tribune op. Met de Tribune-groep trad hij uit de SDAP en richtte de Sociaal-Democratische Partij (SDP) op, die in 1919 haar naam veranderde in Communistische Partij Holland (CPH).
Wijnkoop trad met een aantal aanhangers in 1925 uit de CPH. Het conflict hing onder andere samen met de wens om in plaats van Van Ravesteyn een 'arbeidersafgevaardigde' in de Tweede Kamer te krijgen. Hij koos de zijde van Van Ravesteyn. Dankzij de steun van de Communistische Internationale wist de minderheid de strijd met Wijnkoop c.s. te winnen.
Op Prinsjesdag 1932 verstoorde hij met zijn fractiegenoot De Visser in de Ridderzaal de orde door na het uitspreken van de Troonrede te schreeuwen. De overige Kamerleden overstemden hen door luidkeels het Wilhelmus aan te heffen. In 1934 gebeurde hetzelfde waarna hij met zijn partijgenoot hardhandig uit de Ridderzaal werd verwijderd.
Als onderduiker leefde Wijnkoop onder de naam De Vries. Na zijn begrafenis stonden rechercheurs van politie de persoonsbewijzen van de bezoekers te controleren. Zij zeiden "een zekere De Vries" te zoeken. Die was evenwel zojuist begraven.
Overzicht loopbaan
Inspecteur Arbeidersverzekeringsbank De Centrale, van 1904 tot 1907 (ontslag na conflict met directeur F.W.N. Hugenholtz)