Na de moord op Jan zonder Vrees in 1419 werd hij een van de belangrijkste medewerkers van Filips de Goede. Militair onderscheidde hij zich onder meer in de Slag bij Brouwershaven (1426) en bij het neerslaan van alweer een nieuwe Luikse opstand (1430).
Anton was een van de eerste leden van de Orde van het Gulden Vlies in 1430.
Hij werd kamerheer aan het Bourgondische hof, en Filips de Goede belastte hem onder meer met het stadhouderschap van Namen (1448), het stadhouderschap van Luxemburg (1452). Ten slotte werd hij vermeld als mogelijke gouverneur-generaal der Nederlanden indien Filips' afwezigheid plaatsvond, gelet op diens geplande kruistocht ter bevrijding van Constantinopel.
Karel de Stoute had als graaf van Charolles, zoon en opvolger van Filips de Goede, de machtspositie van de Fransgezinde familie Croÿ aan het hof van zijn vader met lede ogen moeten bezien. Toen hij de tijd rijp achtte werden Anton, zijn broer Jan II van Croÿ en diens zoon Filips, beschuldigd van samenzwering. Hij had immers niet kunnen verkroppen dat zij Filips de Goede hadden aangeraden de steden in Picardië, verworven bij de vrede van Atrecht (1435) terug te geven aan Frankrijk. De Croÿs werden verbannen van het hof, ontslagen uit hun ambten en hun goederen werden verbeurd verklaard.
De Croÿs vroegen tevergeefs om voor een rechtbank van ridders van het Gulden Vlies te worden gedaagd. Deze verklaarde zich echter onbevoegd aangezien enkel de vorst kon beoordelen wat verraad precies inhield.[2]
Uiteindelijk kwam het in 1473 tot een verzoening waarbij de achtentachtigjarige Anton zich voor de voeten van de hertog op de grond wierp.
Huwelijken en kinderen
Anton trouwde in 1410 met Maria van Roubaix, dochter van Jan van Roubaix. Zij hadden een dochter:
Zijn tweede huwelijk in Brugge in 1432 was met Margaretha van Lotharingen-Vaudémont, dochter van Anton van Vaudémont, bracht de heerlijkheden Aarschot en Bierbeek in de familie, en het erfelijk ambt van maarschalk van Brabant.