Alma Karlin werd geboren in Celje als dochter van een Oostenrijks-Hongaars majoor en lerares. Zij studeerde talen in Graz, Parijs en Londen. In Londen legde zij aan de Society of Arts examen af in acht vreemde talen en sloot af als beste studente. In deze tijd zou ze zich verloofd hebben met een Chinese officier, maar deze band hebben verbroken op aandringen van haar moeder. Teruggekeerd naar haar ouderlijk huis, vertrok zij weldra - tijdens de aanvang van de Eerste Wereldoorlog - weer naar het buitenland. Ze woonde toen in Noorwegen en Zweden. In 1919 keerde Alma terug naar Celje, dat inmiddels geen deel meer uitmaakte van de dubbelmonarchie. Ze besloot te vertrekken, deze keer voor een reis om de wereld met langere verblijven in het Midden-Oosten, Zuid-Amerika en vooral in Azië. De reis duurde van 1919 tot 1928.
Alma Karlin beheerste naast haar moedertaal Duits nog elf andere talen. Haar moedertaal was het Duits. Tijdens haar reizen publiceerde zij talrijke bijdragen in tijdschriften, met name in Duitsland, Japan (waar zij in Tokio enige tijd aan de Duitse ambassade werkte) en China (waar zij in Peking werk vond als assistent van Erich von Salzmann). Aan het blad Cillier Zeitung, dat in haar geboortestad Celje verscheen, leverde zij regelmatig impressies van haar belevenissen. Na terugkeer naar Slovenië begon zij met de publicatie van verschillende gedichten en romans, waaronder Geloof en bijgeloof van het Verre Oosten over geloofspraktijken in Indonesië, Korea en Japan.
Karlin was lange tijd theosofe met een grote belangstelling voor de antieke gnosis. Enkele van haar schrijfsels behandelen onderwerpen uit het occultisme zoals witte en zwarte magie. Ook het thema van reïncarnatie duikt vaker op in haar werk. Voor haar dood keerde zij echter terug naar de Rooms-Katholieke Kerk. Haar Zweedse vriendin Thea Schreiber-Gammelin, met wie Karlin jaren het leven had gedeeld in een berghuisje bij Pečovnik, niet ver van Celje, werd katholiek.
Gedurende de jaren 1930 werd Karlin door verschillende uitgevers op de Duitstalige markt gebracht. In 1941 werden haar boeken door de nazi's verboden. Karlin had zich al vroeg tegen het nationaalsocialisme uitgesproken. In 1937 zocht de journalist Hans Joachim Bonsack zijn toevlucht bij Alma Karlin in Celje.
Met haar boek "Windlichter des Todes" trok Karlin zozeer de aandacht van de Zweedse schrijfster en Nobelprijswinnares Selma Lagerlöf, dat deze Karlin nomineerde voor de Nobelprijs voor de Literatuur.
Nabij het huis van Alma Karlin ligt tegenwoordig een naar haar genoemd hotel-restaurant "Almin Dom". De persoonlijkheid van Alma Karlin geniet tegenwoordig in Slovenië groeiende belangstelling. De nalatenschap van Alma Karlin bevindt zich deels in de Nationale en Universiteitsbibliotheek in Ljubljana en in de Staatsbibliotheek in Berlijn.
Bibliografie (incompleet)
Mein kleiner Chinese, Dresden, Verlag Deutsche Buchwerkstätten, 1921
Einsame Weltreise, 1928
Im Banne der Südsee, 1930
Drachen und Geister, Berlin, Frundsberg Verlag, 1930
Der Götze, 1931
Mystik der Südsee, Berlin Lichterfelde, Hugo Bermühler Verlag, 1931
Der Todesdorn, 1933
Windlichter des Todes, Leipzig, Hesse und Becker Verlag, 1933
Into-Yo-Intec, 1934
Tränen des Mondes, 1935
O ioni San, Breslau, Heydebrand Verlag, 1936
Vier Mädchen im Schicksalswind, Leipzig, Grethlein & Co., 1936
Kleiner Frühling, Leipzig, Max Möhring Verlag, 1937
Der blaue Mond, Leipzig, Max Möhring Verlag, 1938
Der Becher des Vergessens, Leipzig, Max Möhring Verlag, 1938
Erlebte Welt, das Schicksal einer Frau. Durch Insulinde und das Reich des weißen Elefanten, durch Indiens Wunderwelt und durch das Tor der Tränen, Verlag Wilhelm Köhler Minden i. W./Berlin/Leipzig, ca. 1938
niet gepubliceerd: Südseegeschichten, 1924
niet gepubliceerd: Im Haus der Mensen
niet gepubliceerd: Singende Blüte, 1942
niet gepubliceerd: Ein Bote des weissen Drachens, 1940