De bladen zijn langer dan de steel, eenvormig, de bladschijf ovaal of lancetvormig, stevig, lederachtig, slechts eenmaal gedeeld. De acht tot twintig blaadjes van tweede orde zijn dikwijls asymmetrisch gevormd, met een lob aan de topzijde, de bladrand gekarteld.
De sporenhoopjes zijn streepvormig en liggen in paren halverwege tussen de bladrand en de middennerf aan de onderzijde van het blad, bedekt met een dekvliesje.