Een widebody-vliegtuig of breedrompvliegtuig is een vliegtuig met twee of meer gangpaden in de normale passagiersconfiguratie. Widebody's hebben meestal een rompdiameter van 6 meter of meer.
In dergelijke vliegtuigen zitten meestal 7 tot 10 passagiers op een rij in de toeristenklasse. Dergelijke vliegtuigen vervoeren zo'n 200 tot 600 passagiers. Dit in tegenstelling tot de narrowbody-vliegtuigen, die normaal gesproken slechts één gangpad tussen de stoelen hebben met maximaal 6 passagiers naast elkaar en een capaciteit van maximaal 280 passagiers.
De introductie van widebody-vliegtuigen werd mede mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van nieuwe, krachtige vliegtuigmotoren. Het eerste widebody-passagiersvliegtuig was de viermotorige Boeing 747, bijgenaamd "Jumbo Jet", die voor het eerst vloog in 1969. Kort daarna kwamen de driemotorige Lockheed L-1011 TriStar en de McDonnell Douglas DC-10 (allebei met een motor onder elke vleugel en een motor in de staart) en nog wat later de tweemotorige Airbus A300.
Voordelen
Hoewel een widebody een groter frontaal oppervlak heeft en daardoor meer profielweerstand, heeft dit type een aantal specifieke voordelen:
Lagere oppervlak/volumeverhouding wat resulteert in lagere wrijvingsweerstand bij gelijk volume.
De kortere, dubbele gangpaden zorgen voor versneld laden en lossen.
Dankzij de kortere romp kan er een grotere hoek met de startbaan gemaakt worden zonder hoog landingsgestel.