Vruchtwisseling of wisselbouw is het op een perceel na elkaar telen van verschillende gewassen om bodemziekten te voorkomen. Pas na enkele jaren komt hetzelfde gewas weer op het perceel terug. Veel gewassen hebben last van bodemziekten, die veroorzaakt worden door aaltjes, schimmels en insecten. Zo hebben aardappels last van bodemmoeheid veroorzaakt door aaltjes, erwten na tuinboon last van fusarium-voetziekte en bieten na gras last van emelten.
Ook is vruchtwisseling belangrijk voor de bodemvruchtbaarheid, de bodemstructuur en het onderdrukken van onkruid. Het ene gewas is een betere voorvrucht dan het andere, omdat bepaalde stoffen in de grond achterblijven of minder worden gebruikt. Zo laten vlinderbloemigenstikstof in de bodem achter. Diepwortelende gewassen verbeteren de bodemstructuur en gewassen die snel de grond bedekken werken onkruidonderdrukkend. Ook prei laat een goede bodemstructuur achter.
Voor een goede vruchtwisseling wordt een vruchtwisselingsschema gebruikt, waarbij de gewassen in groepen worden ingedeeld, aangegeven wordt welke gewassen na elkaar komen en een bepaalde cyclus of rotatie wordt aangehouden. In een groep zitten de gewassen die vatbaar zijn voor dezelfde ziekten, zoals granen. De cyclus kan bijvoorbeeld bestaan uit 4 jaar.
Geschiedenis
Karel de Grote voerde het drieslagstelsel in, waarbij wintergranen (tarwe of rogge), zomergranen (gerst of haver) en braak elkaar opvolgden. In later eeuwen werd de vruchtwisseling steeds ingewikkelder doordat er meer gewassen kwamen en men het land ging bemesten.
Zo werd vanaf de 18e eeuw, tijdens de Agrarische revolutie, het drieslagstelsel vervangen door het vierslagstelsel, waardoor het knelpunt van het drieslagstelsel, namelijk de braakliggende gronden, werd uitgeschakeld. Rapen, klaver, wortelgewassen en grassen gingen de graanteelt afwisselen en de braak vervangen.
Landbouw
In de landbouw worden verschillende cycli gebruikt. Een veel gebruikte is een 1 op 4 vruchtwisseling, waarin aardappelen, granen, suikerbieten en granen elkaar vaak opvolgen.
Op zeer zware grond, zoals in Oost-Groningen is het niet mogelijk om aardappelen en suikerbieten te telen[bron?] en worden alleen granen verbouwd.
Vruchtwisselingsschema
■Slecht
■Matig
■Vrij goed
■Goed
Insecten zijn emelten, ritnaalden en rupsen
Ziekten zijn schimmelziekten
Structuur is structuurbederf.
In de groenteteelt worden veel meer verschillende gewassen geteeld dan in de landbouw. Voor de vruchtwisseling worden daarom de gewassen per familie ingedeeld en kunnen de volgende groepen onderscheiden worden: