De vroege landschapsstijl is een Nederlandse landschapsstijl die vooral in de periode 1750-1815 werd toegepast binnen de landschapsarchitectuur in Nederland. In het verleden werd het vaak ook wel een Engelse landschapsstijl genoemd.[1] Binnen de vroege landschapsstijl werd gemodelleerd naar een ideaal landschap volgens de schilderkunst en literatuur van destijds. Het wordt gekenmerkt door kleinschaligheid en beslotenheid.
Doordat het de eerste vorm van een Nederlandse landschapsstijl was, toont het de kenmerken van een overgangsstijl, met onder andere regelmatige kronkelende paden zonder einddoel.[2] Een andere belangrijk kenmerk zijn zichtassen binnen de aanleg, dus niet naar de buitenwereld. Typerende landschapselementen zijn (hakhout)bossen, heuveltjes, solitaire bomen, boomgroepen en waterlopen.[3] In de 18e-eeuwse vroege landschapsstijl werd voorts veel gebruikgemaakt van exotische gewassen en boomsoorten, wat moest zorgen voor extra kleur en schakeringen.[1]