De allereerste vakbond in België, de Association Libre des Compositeurs et Imprimeurs Typographes de Bruxelles "ALCIT" (een vereniging van typografen in Brussel), ontstond in 1842. Tot het einde van de 18de eeuw werden die verenigingen "kapellen" genoemd. Begin van de 19de eeuw geeft de industrialisatie een enorme impuls aan het kapitalisme. De arbeiders werken voor minimumlonen en leven in ellendige omstandigheden. Ze klopten werkdagen van 14 uur in ongezonde werkplaatsen en tegen een hongerloon. Onder de arbeiders waren ook veel kinderen. De arbeiders en hun gezinnen hadden te kampen met huisvestingsproblemen. Bovendien was er geen enkele vorm van sociale bescherming. Wie ontslagen werd of getroffen werd door een arbeidsongeval of ziekte, viel van de ene op de andere dag zonder inkomen. Uitbetaling van loon gebeurde tot 1887 meestal volgens het trucksysteem, waarbij de werkgevers een gedeelte in natura betaalden.
Eerste syndicaten
Stilaan groeide echter bij de arbeiders het besef dat ze zich moesten verenigen om hun leef- en arbeidsomstandigheden te kunnen verbeteren. Op 4 maart 1857 werd in Gent de "Broederlijke Maatschappij der Wevers" opgericht. Een maand later hielden de spinners hun "Maatschappij der Noodlijdende Broeders" boven de doopvont. Al snel viel de arbeidersbeweging echter uiteen in een socialistische en een christelijke vleugel. Hierbij kozen de socialisten voor de klassenstrijd als strategie om sociale vooruitgang te boeken in tegenstelling tot de christelijke vakbeweging die zich afzette tegen de 'goddeloze' socialisten, onder impuls van de Rooms-Katholieke Kerk. Deze ondersteunde de uitbouw van een christelijke arbeidersbeweging, enerzijds om de arbeiders uit het vaarwater van het vrijzinnige socialisme te houden en anderzijds omdat ook zij de nood inzag van sociale vooruitgang voor de werkende massa.
De Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB) vindt net als de andere Belgische vakbonden haar oorsprong in de tweede helft van de 19e eeuw. Ze is gegroeid uit verschillende liberale vakverenigingen die overal in het land ontstonden. In 1920 leidde dat tot de oprichting van de Nationale Centrale der Liberale Vakbonden van België. De naam hiervan werd in 1939 veranderd in ACLVB. Op 1 januari1938 werd de commissie omgevormd tot het Belgisch Vakverbond (BVV) of Confédération générale du Travail de Belgique (CGTB). Op 22 november 1940 verplichtte de Duitse bezetter de vakbonden op te gaan in een gemeenschappelijke organisatie met het Vlaams-nationalistischeArbeidsorde, wat leidde tot de oprichting van de Unie van Hand- en Geestesarbeiders (UHGA).
In 1948 werd de Wet op de organisatie van het bedrijfsleven goedgekeurd. Daarin werd de oprichting voorzien van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB, opgericht in 1948) en de Nationale Arbeidsraad (NAR, opgericht in 1952). Die twee organen, waarin werkgevers en vakbonden samen zetelen, zouden een priomordiale rol gaan spelen in het sociaal overleg en doen dat tot op de dag van vandaag. De CRB volgt onder andere de loonevolutie in België in vergelijking met de buurlanden en stelt op basis daarvan om de 2 jaar een loonnorm voor. Die dient als leidraad bij de tweejaarlijkse onderhandelingen voor een interprofessioneel akkoord. De NAR adviseert de federale regering over materies die werkgevers en werknemers aanbelangen.
In 1950 werden voor het eerst sociale verkiezingen gehouden. Die duiden de werknemersvertegenwoordigers aan in de ondernemingsraden en Preventiecomités van de bedrijven. In die periode legden de vakbonden ook voor het eerst de eis op tafel voor een 5-daagse werkweek. Na een reeks zaterdagstakingen in 1955 toonden de werkgevers zich eindelijk bereid om daarover te onderhandelen. Het zou uiteindelijk nog duren tot 1965 vooraleer de 5-daagse werkweek van 45 uren in alle sectoren verplicht werd.
In de jaren zestig werd het structureel sociaal overleg met de werkgevers via interprofessionele akkoorden verder uitgebouwd. Op die manier verwierven de vakbonden onder meer de 40 urenweek en het gewaarborgd minimuminkomen voor iedereen. Toen de arbeidersbewegingen een cruciale rol kregen toebedeeld bij de uitbetaling van de sociale uitkeringen, werd besloten dat de mutualiteiten de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen voor hun rekening zouden nemen en de vakbonden de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen.
Alzo ontstond de noodzaak aan een regionale structuur, die in 1952 leidde tot de oprichting van de gewestelijke afdelingen. Tijdens het statutair congres van 22 tot 24 april 1968 beslist het ABVV tot de oprichting van intergewestelijke afdelingen voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Toch veroorzaakte deze evolutie heel wat discussie over de manier waarop het socialistisch syndicalisme in het federale België georganiseerd moest worden. De intergewestelijken kregen de taak mee de gezamenlijke problemen te onderzoeken en werden na de ondertekening van het Egmontpact in februari 1978 de syndicale tegenmacht voor de overheid en de werkgevers op het niveau van de gewesten en gemeenschappen.
Hete herfst 2015
Dezelfde dag als waarop minister-presidentGeert Bourgeois zijn septemberverklaring voorlas werden werd er door de vakbonden van de VRT een optocht georganiseerd naar het Vlaams Parlement. Een dag later blies het ABVV in gezamenlijk vakbondsfront met het ACV en ACLVB - een eerste keer verzamelen, meer dan 5000 militanten verzamelden op het Muntplein. Eensgezind klonk het dat ze geen asociaal, onevenwichtig en onrechtvaardig beleid zouden dulden.[1] Op 3 november werd er door Horval actie gevoerd aan de Unizo-kantoren in Antwerpen, waar een "DJ Jos"-actie op poten werd gezet.[2] Eveneens op de vooravond van de nationale manifestatie van 4 november 2014 vond er een 24-urenbezetting van het Anneessensplein in Brussel[3] plaats door de ABVV Jongeren samen met ACV Enter en ACLVB FreeZbe[4] waarbij de studenten van o.a. Studententroef aansloten.[5][6]
Een dag later vond een algemene manifestatie[7][8] tegen het regeringsmaatregelen plaats. Meer dan 120.000 betogers[9][10] verzamelden in Brussel aan het Noordstation.[11] Onder de betogers waren er minstens 10.000 uit Antwerpen stad afkomstig.[12] Verschillende actievoerders geraakten echter niet op de locatie wegens capaciteitsgebrek.[13] De belangrijkste punten van kritiek van de vakbonden op de regering zijn dat de besparingen vooral ten laatste zijn van de werknemers, en dan met name de 2,6 miljard besparingen in de gezondheidszorg, de indexsprong van 2% en manipulaties van het indexmechanisme waardoor een gemiddelde werknemer 1066 eurobruto aan koopkracht inboet of tewel minimum 27000 euro netto op een volledige loopbaan, de hervorming van de wet van 96, waardoor er voortaan een imperatieve i.p.v. indicatieve loonnorm is, de invraagstelling van de anciënniteitsbarema's, de aanval op het sociaal overleg en de vrijheid van (loon-)onderhandelen en het optrekken van de pensioenleeftijd tot 67. Daarnaast hebben ze kritiek op de besparingen in de kinderbijslag die een gemiddeld gezin 230 euro kost en het feit dat er geen indexering van de kinderbijslag plaatsvindt, de verhoging van het inschrijvingsgeld aan hogescholen en universiteiten, de hervormingen van het pensioensparen en de verhoging van het remgeld in de gezondheidszorg.[14] Gemiddeld genomen zou een Belg door al deze maatregelen 336 euro aan koopkracht per jaar inboeten, vooral de lage inkomens zouden het grootste slachtoffer zijn. Zo zien ouderen met een gemiddeld pensioen hun koopkracht met 562 euro afnemen. Deze cijfers werden bevestigd door zowel fiscalistMichel Maus als door hoogleraareconomieGert Peersman van de Universiteit Gent, deze laatste maakte evenwel de bedenking dat het verlies aan koopkracht in realiteit hoger ligt, aangezien er met verschillende andere besparingen geen rekening werd houden.[15]
Op maandag 24 november vond de eerste provinciale staking in een reeks van drie plaats in de provincies Antwerpen[27], Limburg, Henegouwen en Luxemburg.[28] Zondagmiddag hierop voorafgaand werd het scheepsverkeer reeds platgelegd in Antwerpen, Gent, en vanaf 17u ook in Zeebrugge.[29]Alfaport, de koepel van Antwerpse Havenbedrijven verwachtte vooraf dat de activiteiten op een laag pitsje zouden staan. Sven Deridder, voorzitter van de Beroepsvereniging van Loodsen, liet weten dat er naar alle waarschijnlijkheid niet veel beweging op de Schelde zal zijn. Ook Het Agentschap Maritieme Dienstverlening sloot zich hierbij aan en meldde dat sluisdeuren gesloten bleven. De haven lag zo goed als helemaal plat[30], er waren vier vaste stakersposten en daarnaast ook enkele mobiele ploegen om elders de werking van bedrijven stil te leggen.[31][32][33] Eveneens in Antwerpen verzamelde in alle vroegte aan het Zuiderpershuis een bont gezelschap van syndicalisten, studenten en mensen uit de sociale en culturele sector namens Hart Boven Hard voor een fietstocht langs de verschillende piketten om de stakers een hart onder de riem te steken. Onder de aanwezigen stand-upcomedian Nigel Williams, professor Jan Blommaert, rapster Slongs Dievanongs, muzikant Abdelkader Zahnoun, rapper Scale van de Sint Andries MC’s, schrijver en voormalig stadsdichter van Antwerpen Joke Van Leeuwen en modeontwerpster Rachida Aziz.[34] Later op de dag werd er eveneens door Hart Boven Hard een fietseling georganiseerd waaraan initieel 600 fietsers deelnamen, een aantal dat geleidelijk vermeerderde tot 800.[35][36]
In de regio's Mechelen en Kempen werd er aan verschillende kruispunten gesensibiliseerd onder het motto 'Wij zijn de peer!"[37], later op de dag verzamelden duizenden vakbondsmilitanten, waaronder een grote delegatie uit de zorgsector[38] op de Grote Markt in Turnhout, waar om vijf voor twaalf ballonnen werden opgelaten.[39][40][41] In Mechelen bliezen Hart Boven Hard en de vakbonden verzamelen in 't Arsenaal.[42] In Limburg werden kruispunten in Paal, Hasselt, Houthalen, Genk, Neerpelt, Sint-Truiden, Tongeren en Dilsen bezet.[43] In Hasselt werd een rouwstoet georganiseerd die de hoofdkwartieren van de verschillende partijen bezochten.[44][45] In Henegouwen viel in Charleroi vanaf middernacht geleidelijk alles stil en stonden er bij ochtendgloren piketten aan de bedrijven, ook grootwarenhuizen en scholen waren dicht en er was amper openbaar vervoer. Ook de toegang tot de luchthaven van Gosselies werd geblokkeerd, reizigers mochten enkel te voet door. In Mons werd de toegang tot het winkelcentrum Grands-Près geblokkeerd en werden op verschillende invalswegen tot de stad filterblokkades georganiseerd. Ook in La Louvière werd gestaakt, tevens werd er een algemene vergadering georganiseerd door ACOD die druk werd bijgewoond.[46][47] Zowel bij De Lijn als de NMBS lag het trein-, bus- en tramverkeer grotendeels plat in de betrokken provincies en was er spoorhinder in heel het land.[33]