Het is de hoofdstad van de gelijknamige oblast Tsjernihiv en tevens het bestuurlijke centrum van het omliggende en tevens gelijknamige rayon Tsjernihiv, waar de stad zelf geen deel van uitmaakt, omdat het een aparte stadsrayon vormt. Tsjernihiv heeft 304.994 inwoners.[1]
Tsjernihiv werd voor het eerst genoemd in 907, maar na archeologische opgravingen van een nederzetting met voorwerpen uit de tijd van het Rijk der Chazaren gaat men ervan uit dat de stad in ieder geval in de 9e eeuw al bestond als nederzetting van de Severjanen. Tegen het einde van de 10e eeuw had de stad waarschijnlijk zijn eigen vorsten.
Tsjernihiv was de op een na belangrijkste en welvarendste stad in het zuidelijke deel van het Kievse Rijk.
Vanaf het begin van de 11e eeuw was het de hoofdstad van het machtige vorstendom Tsjernigov, waarvan de machthebbers enkele keren wedijverden om de centrale macht met de grootvorsten van Kiev en regelmatig ook hun de macht wisten te ontnemen.
Het vorstendom was het grootste van het Kievse Rijk en omvatte niet alleen de steden van de Severjanen, maar ook afgelegen plaatsen zoals Moerom, Rjazan en Tmoetarakan.
De gouden eeuw van Tsjernihiv, toen de stad op zijn hoogtepunt 25.000 inwoners had, duurde tot 1239. In dat jaar werd de stad geplunderd door de Gouden Horde van Batu Khan, wat een lange periode van relatieve onbelangrijkheid inluidde.
De stad kwam na het Verdrag van Androesovo van 1667 officieel onder de heerschappij te staan van het tsaardom Rusland, waar Tsjernihiv een belangrijke stad werd in het autonome Kozakken-Hetmanaat. Nadat het Hetmanaat was opgeheven, werd de stad een gewoon bestuurlijk centrum in het Russische Rijk en de hoofdstad van plaatselijke bestuurlijke eenheden. Het gebied werd in het algemeen bestuurd door een gouverneur-generaal, die werd aangewezen in de Russische hoofdstad Sint-Petersburg, en Tsjernihiv was respectievelijk de hoofdstad van het plaatselijke Namestnitsjestvo (vanaf 1782), Klein-Rusland (vanaf 1797) en de goebernija Tsjernihiv (vanaf 1808).