In 1922 werd hij lieutenant commander en kreeg hij het bevel over de torpedobootjagers Wakatake, Hagi en Hamakaze. In 1927 werd hij commandant en kreeg hij het bevel over de torpedobootjager Urakaze en dan de 25e en de 10e groep torpedobootjagers.
In 1932 werd hij kapitein-ter-zee en kreeg hij het bevel over de 12e groep torpedobootjagers, dan de kruiser Abukuma en vanaf 1937 slagschip Kongō.
Op 15 november 1938 werd hij schout-bij-nacht en kreeg hij het bevel over het 1e en dan 4e flottielje torpedobootjagers.
In 1943 verving hij admiraal Kondō als bevelhebber van de 2e vloot.
Hij vocht in de Slag in de Golf van Leyte met de twee grootste slagschepen ter wereld, de zusterschepen Yamato en Musashi en verder de Nagato, de Kongō en de Haruna, nog tien kruisers en 13 torpedobootjagers.[2]
Toen hij op weg was van Brunei vielen Amerikaanse duikboten zijn vloot aan bij Palawan.
USS Dace (SS-247) bracht de zware kruiser Maya tot zinken.
USS Darter (SS-227) beschadigde de zware kruiser Takao en bracht Kurita's vlaggenschip, zware kruiser Atago tot zinken, zodat Kurita moest zwemmen voor zijn leven.
Kurita werd uit de zee gevist door een torpedobootjager en bracht zijn vlag over op de Yamato.[4]
Luchtaanvallen
In de Sibuyanzee bij de San Bernardinostraat werden ze aangevallen door vliegtuigen van de Amerikaanse vliegdekschepen van de 3e vloot. Torpedo's en bommen brachten de Musashi tot zinken.
Twee bommen troffen de Yamato zodat hij trager moest varen.
Kurita brak zijn geplande aanval af en draaide westwaarts van de Golf van Leyte.
William Halsey achtervolgde daarop de vliegdekschepen van admiraal Jisaburo Ozawa.
Zeeslag
Viceadmiraal Thomas C. Kinkaid van de 7e vloot concentreerde zijn slagschepen in het zuiden.
In de nacht van 24 op 25 oktober 1944 liet Kurita zijn schepen naar het oosten draaien naar de Golf van Leyte.
In de ochtend van 25 oktober voer Kurita met de Yamato vooraan uit de San Bernardinostraat naar het zuiden langs de kust van het eiland Samar. Een halfuur na zonsopgang zagen de Japanse slagschepen task force 3, een eenheid van Kinkaid met zes escorte-vliegdekschepen en zeven torpedobootjagers van schout-bij-nacht Clifton Sprague, bedoeld om de kust te bewaken tegen duikboten.[5]
Kurita opende het vuur om de vliegdekschepen te beletten om hun vliegtuigen te lanceren.
Hij stuurde zijn torpedobootjagers naar achter zodat ze niet in de vuurlijn zouden liggen in plaats van ze de tragere escorte-vliegdekschepen te doen aanvallen.
De Amerikanen trokken een rookgordijn op.
Kurita bracht vliegdekschip USS Gambier Bay (CVE-73) en torpedobootjagers USS Hoel (DD-533), USS Johnston (DD-557) en USS Samuel B. Roberts (DE-413) tot zinken en beschadigde andere.
De schepen van Kurita ondergingen luchtaanvallen van task force 3 en task force 2.
Kurita's vlaggenschip Yamato was achterop geraakt door eerdere schade en moest dan een aanval met torpedo's van USS Hoel ontwijken en was uit het zicht van eigen en vijandelijke schepen.
Terugtocht
Na 2,5 h vechten beval Kurita al zijn schepen om te hergroeperen ten noorden van Leyte.
Ondertussen hadden de task forces drie zware kruisers Chikuma, Suzuya en Chōkai tot zinken gebracht.
Kurita kreeg nieuws dat de slagschepen van Kinkaid de Japanse schepen in het zuiden hadden vernietigd.
Kurita kreeg bericht dat admiraal Halsey alle vier vliegdekschepen van de noordelijke macht tot zinken had gebracht en nu terugkeerde naar Leyte. Kurita kreeg ook bericht dat schepen van de Amerikaanse 7e vloot naar de Golf van Leyte voeren.
Kurita beschikte nog over vier slagschepen en drie kruisers, maar alle beschadigd en met weinig brandstof.
Kurita voer twee uur heen en weer langs Samar en trok zich dan terug door de San Bernardinostraat.
Er volgden verdere luchtaanvallen. Slagschepen van Halsey brachten de torpedobootjager Nowaki tot zinken, die achtergebleven was om drenkelingen van de Chikuma op te vissen.
Kurita kreeg kritiek dat hij niet tot der dood had gevochten.[6] In december werd hij ontheven van zijn commando en werd hij hoofd van de Academie van de Japanse Keizerlijke Marine.[7]
Na de oorlog
Na de Overgave van Japan kwam Kurita aan de kost als briefschrijver en masseur. Hij leefde teruggetrokken met zijn dochter en haar familie. Hij sprak niet over politiek of over de oorlog.
Na de oorlog vond een Amerikaanse marineofficier hem in zijn moestuin.
Kurita bezocht om de twee jaar het Yasukuni-schrijn om te bidden voor zijn dode kameraden.
In 1954 gaf hij een kort interview aan de journalist Ito Masanori, waarin hij toegaf dat hij een fout had begaan bij Leyte door terug te keren en niet verder te vechten, maar later ontkende hij dat.
In 1966 weende hij bij het sterfbed van zijn collega Jisaburo Ozawa.
Toen hij al in de 80 was zei hij tegen zijn biograaf Ooka Jiro dat hij zijn vloot uit het gevecht terugtrok omdat hij niet geloofde in de verspilling van de levens van zijn mannen in een nutteloze inspanning, omdat hij al lang geloofde dat de oorlog verloren was.
Kurita overleed op 88-jarige leeftijd en zijn graf is op begraafplaats Tama te Fuchū.