Tacitus noemt in 98 n.Chr. de Suinones, maar tussen de 1e en de 6e eeuw wordt er geen melding van deze stam gemaakt en het is een omstreden kwestie of dit daadwerkelijk de Svear zijn.
In de 6e eeuw vermeldt Jordanes de Suehans en Suetidi als stammen die in Scandinavië leven. Jordanes noemt het Suehans-volk, dat uitstekende paarden heeft en zwarte vossenhuiden verkoopt aan de Romeinen, en het Suetid-volk, waarvan wordt gezegd dat ze groot van gestalte zijn. Waarschijnlijk betekenen beide namen Sveans.
Het is echter onmogelijk om te zeggen of de door Jordanes beschreven Sveanen veel gemeen hadden met de Sveanen van Tacitus, behalve de naam. Het is bekend van continentaal Europa dat de betekenissen geassocieerd met de namen van Germaanse stammen door de eeuwen heen veel konden veranderen. Er was niet noodzakelijkerwijs een zeer precieze genetische, culturele of lokale continuïteit tussen groepen mensen die dezelfde naam op verschillende tijdstippen gebruikten.