Stefanus werd geboren als kind van stamhoofdGéza en Sarolta met de heidense naam Vajk (held). In 985 lieten hij en zijn vader zich dopen door de heilige Adalbert van Praag. Zijn doopnaam werd Stefanus, naar de vroeg-christelijke heilige Stefanus. Stefanus I liet zich als christen bijstaan door de heiligen Astricus (Asztrik) en Gerard Sagredo (Sagredo Gellért), die ook les gaf aan zijn kinderen.
Na het verslaan van de heidense edelen, onder wie zijn oom Koppány, wist Stefanus in 997 alle Magyaarse clans onder zijn leiding te verenigen. Volgens de legende zond paus Silvester II hem in januari 1001 een met juwelen bezette gouden Stefanskroon, een apostolisch kruis en een zegenbrief om aan te geven dat hij hem erkende als christelijk koning. Tot in de 20e eeuw voerden de heersers van Hongarije hierom de titel apostolisch koning. De kroon werd later naar Stefanus genoemd, ook al is het niet zeker of die kroon hem inderdaad toebehoord heeft. Er zijn wel aanwijzingen dat hij toebehoorde aan Stefans zoon Emmerik (Imre).
Stefanus wordt gezien als de grondlegger van het christelijke Hongarije. Hij verdeelde het land in 50 comitaten (graafschappen) en beval elk dorp een kerk te bouwen en een priester aan te stellen. Ook schonk hij veel geld en goederen aan de Kerk en stichtte hij verschillende kloosters en kerken, onder andere de benedictijnerabdij van Pécsvárad. Door middel van verschillende wetten probeerde hij heidense gebruiken terug te dringen en zo de positie van het christendom te verstevigen. Zo schafte hij het runenschrift af en voerde het Latijns alfabet in.
Op 20 augustus 1083 werd Stefanus samen met zijn zoon Emmerik heilig verklaard. Deze dag werd later de Nationale Feestdag van Hongarije. In Boedapest wordt het belangrijkste relikwie van Sint-Stefanus bewaard: zijn gemummificeerde rechterhand (Szent Jobb). Dit reliek berust na diverse omzwervingen thans in een neogotische reliekschrijn in de Sint-Stefanusbasiliek.