Volgens Herodotus, de voornaamste bron voor de Perzische provincies, deelde sjahDarius I zijn rijk in 20 satrapieën op, met elk een vertrouweling aan het hoofd. De satrapen moesten ieder jaar tribuut aan de Achaemeniden afdragen, aan de Perzische sjah. Volgens Herodotus in zijn werk Historiën uit de tijd van Artaxerxes I (465-424 v.Chr.) waren de Perzische satrapieën:
Herodotus rekende Perzië zelf hier niet toe, aangezien de Perzen vrijgesteld waren van tribuut.
Het satrapiestelsel bleef na de verovering van het Perzische Rijk door Alexander de Grote min of meer intact. Alexander de Grote stelde ook satrapen aan. De provincies in de Aziatische diadochenrijken die na de opdeling van Alexanders rijk ontstonden, zoals het Seleucidische Rijk en het rijk van de Antigoniden, werden ook satrapieën genoemd. De naam werd in Centraal-Azië en India ook gebruikt in zelfstandig geworden gebieden zoals Grieks Bactrië en de Indo-Griekse rijken. Toen deze gebieden door de Indo-Scythen en Kushana's werden veroverd bleef men provincies nog satrapieën noemen en de gouverneurs satrapen, tot in de vroege middeleeuwen. De dynastie van de westelijke satrapen in India kwam voort uit Indo-Scythische bestuurders van satrapieën.