Reeds in de 5de eeuw was de kerk toegewijd aan de heilige Sabina. Om welke heilige het precies gaat is niet geweten, aangezien die voornaam zeer frequent voorkwam in het Latijn. De inscriptie op het deksel van de marmeren relikwiekist onder het hoofdaltaar verwijst naar de Passio van Sabina, een lijdensverhaal uit de 6de eeuw over een heilige met dezelfde naam die Vindena (in de omgeving van Terni) zou begraven geweest zijn en wiens lichaam in de 5de eeuw naar Rome zou zijn overgebracht. Het is echter niet zeker of het om dezelfde heilige gaat.
Het gebouw onderging in de loop der eeuwen verschillende restauraties en wijzigingen, onder andere in de 9de eeuw, 15de eeuw, 16de eeuw (Domenico Fontana) en in 1643 (Francesco Borromini). In 1870 werd de kerk onteigend door het pas eengemaakte Italië, en werd ze omgebouwd tot ziekenhuis. In de eerste helft van de 20ste eeuw werd ze hersteld in de oorspronkelijke toestand.
De Santa Sabina is een eenvoudig maar perfect voorbeeld van een basilica-kerk: ze heeft twee smalle zijschepen en een breed en hoog middenschip waarop een apsis aansluit.
Exterieur
Twee portieken leunen tegen de kerk aan: een aan de voorzijde en een aan de rechterzijde. De klokkentoren is in de 10de eeuw gebouwd op het noordelijke uiteinde van het portiek aan de voorzijde, en werd verbouwd in de barokperiode.
Portieken
De basiliek is toegankelijk vanaf de Piazza Pietro d'Illiria waar het 15de-eeuwse portiek aansluit op het rechter zijschip van de kerk.
Het portiek aan de voorzijde is wat overblijft van het vroegere vierzijdige atrium dat oorspronkelijk voor de kerk lag. De drie overige zijden van het vroegere atrium moesten wijken voor de bouw van het klooster wanneer deze kerk in het begin van de 13de eeuw aan de dominicanen werd toevertrouwd. In het portiek rusten vier grote bogen op 8 antieke zuilen: 4 granieten en 4 marmeren zuilen met spiraalvormigecannelures. In de muren van de portiek zijn nog enkele grafstenen en andere overblijfselen ingewerkt. Twee deuren geven uit op de kerk: een op het rechter zijschip en een op het middenschip. De derde deur, die uitgaf op het linkerzijschip, werd gesupprimeerd voor de bouw van de klokkentoren. De houten deur die uitgeeft op het middenschip verdient bijzondere aandacht en wordt hierna afzonderlijk behandeld.
De houten deur
De gesculpteerde houten deur die uitgeeft op het middenschip is een van de hoogtepunten van de vroegchristelijke kunst. Ze dateert uit de tweede helft van de 5de eeuw en is, ondanks het verlies van 10 van de oorspronkelijk 28 figuratieve panelen, nog origineel bewaard op de plaats waarvoor ze werd vervaardigd. Het thema van de sculpturen is de verbinding tussen het Oude en het Nieuwe Testament, meer bepaald de parallel tussen de verhalen van Christus, Mozes en Elia.
Fijn gebeeldhouwde marmeren stijlen omkaderen het geheel van de deur; vermoedelijk dateert ook deze decoratie uit de 5de eeuw maar ze imiteert de stijl van de 2de of 3de eeuw. De deur zelf is vervaardigd van ceder- ofwel van cipressenhout, en is ingedeeld in 4 kolommen die elk bestaan uit 4 kleine en 3 grote delen. Elk houten paneel is omkaderd met planten- en bloemenmotieven.
De voorgestelde scènes zijn, per kolom en gaande van boven naar beneden:
5) Christus voor de rechterstoel van Kajafas.
5) Christus voor de rechterstoel van Kajafas.
Interieur
Indeling
De kerk is gebouwd op het klassieke basilica-plan: een breed en hoog middenschip met twee smallere en lagere zijschepen. Tegenover de hoofdingang sluit een apsis aan op het middenschip. De drie schepen zijn van elkaar gescheiden door twee rijen van 12 identieke gekanneleerde marmeren zuilen met Korinthische kapitelen. Deze zijn niet verbonden door een rechtlijnige architraaf maar door bogen. Het licht valt getemperd binnen langs 34 vensters: 13 boven elke zuilenrij, 3 in de apsis en 5 in de voorgevel. Deze vensters bevatten geen glas maar wel seleniet, bevestigd in sierlijke geometrisch ingedeelde rasters. De bevloering is niet meer de originele maar dateert uit latere periode. Het houten cassettenplafond dateert pas uit 1936.
De oorspronkelijke decoratie van het gebouw is slechts gedeeltelijk bewaard, namelijk:
het wijdingsopschrift aan de binnenzijde van de gevel,
boven de zuilenrijen: intarsiewerk (opus sectile) van verschillende kleuren marmer (porfier, groen, geel...) in geometrische vormen, en dit zowel in het verlengde van elke zuil, als in een horizontale strook die aan weerszijden over de hele lengte van het middenschip loopt.
en nog een aantal sporen van stucwerk en fresco's in de zijschepen.
Het hoofdaltaar en de schola cantorum zijn bij een restauratie samengesteld met fragmenten van de originele structuur.
Wijdingsopschrift
Het wijdingsopschrift dat in mozaïek is aangebracht aan de binnenzijde van de gevel vormt een belangrijk historisch document.[1] Zeven dactylische hexameters, in gouden letters tegen een azuurblauwe achtergrond, verhalen dat een zekere Petrus, priester in Rome maar afkomstig uit Illyrië, deze basilica heeft opgericht tijdens het pontificaat van paus Celestinus I (422-432).[2]
Aan weerszijden van het opschrift is, eveneens in mozaïek, een vrouwelijke figuur afgebeeld tegen een gouden achtergrond. De onderschriften verduidelijken dat de vrouw links de "ecclesia ex circumcisione" voorstelt, d.w.z. de gemeenschap der gelovigen die voortkomt uit het jodendom. In haar handen zien we een opengeslagen boek: het Oude Testament. De vrouw rechts is de "ecclesia ex gentibus", d.w.z. de gemeenschap der gelovigen die voortkomt uit de (niet-joodse) volkeren. In haar handen houdt ze het Nieuwe Testament.
Schola cantorum
Vóór het hoofdaltaar is bij een restauratie in 1936 de schola cantorum wedersamengesteld met de originele onderdelen uit de 5de tot 9de eeuw. De panelen ervan zijn gedecoreerd met reliëfs die natuurelementen voorstellen (planten, vogels, hemellichamen) in Karolingische of Lombardische stijl.
In het midden van de schola cantorum herdenkt een inscriptie dat onder paus Eugenius II de relieken van drie martelaren naar deze basiliek zijn overgebracht, namelijk die van Alexander, Euzonius en Theodulus. Op het einde van de 16de eeuw kregen deze relieken een plaats onder het hoofdaltaar.
Het fresco in de concha of calot van de apsis werd in 1560 gerealiseerd door Taddeo Zuccari, en vervangt het mozaïek dat er voordien was aangebracht. Centraal op Zuccari's fresco is Christus afgebeeld, zittend op een berg. Aan weerszijden van Hem zitten en staan heiligen; uit de berg ontspringt een beekje waaraan lammeren zich komen laven.
De concha is omgeven door een kring van 17 tondo's (waarvan 2 lege) met centraal de afbeelding van Christus; of de personages in de omringende tondo's apostelen zijn, is niet duidelijk. In de bovenhoeken zijn de twee Bijbelse steden voorgesteld als een ommuurde stad: Bethlehem en Jeruzalem. Alle voorstellingen op de triomfboog zijn een 20ste-eeuwse herstelling van een mozaïek dat twee eeuwen eerder verloren is gegaan.
De kapel van de heilige Catherina van Siena sluit aan op het linkerzijschip van de basiliek. Ze werd in 1671 gebouwd in opdracht van de Siënese familie d'Elci als grafkapel voor hun familielid Scipione d'Elci, kardinaal-titularis van de Santa Sabina. Het familiewapen, de tweekoppige adelaar, is op een aantal plaatsen te zien. De kapel is gedecoreerd in rijkelijke barokstijl, met verschillende marmersoorten. Het fresco in de koepel stelt de glorie van Catherina in het paradijs voor, en de hoekzwikken beelden vier episodes uit het leven van de heilige uit. Het altaarschilderij is van de hand van G.B. Salvi, bijgenaamd il Sassoferrato, en is getiteld "Madonna del rosario", d.w.z. Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans. Maria geeft een rozenkrans (paternoster) aan de heiligeDominicus, en het Kind op haar schoot geeft een rozenkrans aan Catherina, die tegelijk een doornenkroon op het hoofd geplaatst krijgt.
Op het rechterzijschip van de basiliek sluit de kapel aan die werd gebouwd in het jaar 1600 ter ere van de 13de-eeuwse dominicaanHyacinthus van Polen (in het Italiaans: San Giacinto di Polonia). De fresco's zijn van Federico Zuccari, broer van Taddeo die de apsis had beschilderd. In de fresco's op de linkerzijwand van de kapel bekleedt Dominicus, de stichter van de orde, Hyacinthus met de dominicaner pij; daarnaast ook wonderen van de heilige. Op de rechterzijwand: de heiligverklaring van Hyacinthus in 1594. Het altaarschilderij is een werk van de kunstenares Lavinia Fontana; het stelt de heilige Hyacinthus voor, geknield voor Maria met Kind. Dit is het prototype voor alle afbeeldingen van deze heilige.
Graven
Vanaf de 14de eeuw zijn er graven ondergebracht in het interieur van de kerk: de oudste zijn aangeduid met een grafsteen in de bevloering. Vooral de grafsteen met mozaïekdecoratie vóór de schola cantorum is opmerkenswaardig. Dit is het graf van broeder Muñoz de Zamora, de zevende magister-generaal van de orde der dominicanen, overleden in het jaar 1300.
Uit latere periode zijn de monumentale graven tegen de wanden. Opvallend is vooral dat van de kardinaal van Auxia (overleden in 1483), vooraan in het rechterzijschip en toegeschreven aan Andrea Bregno of leerlingen, en verder het barokke grafmonument van de kardinalen Bichi (beide broers overleden in 1657), naast de zijingang (rechterzijschip).
Het klooster
Paus Honorius III die de orde der dominicanen in 1216 had erkend, schonk hij hen drie jaar later het terrein ernaast, dat eigendom was van zijn familie Savelli. Op dat terrein werd dan het klooster van de dominicanen gebouwd. Beroemde ordeleden die er verbleven hebben zijn de heilige Thomas van Aquino (in 1265-1267) en de latere paus Pius V. Het klooster is nu zetel van het generelaat (Curia Generalizia) van de dominicanen, ook predikheren genoemd.[3]
De sobere kloosterrondgang dateert van het begin van de 13de eeuw; hij meet 33 × 37 meter. Van de sinaasappelboom in de binnentuin wordt verteld dat die afstamt van een loot die de heilige Dominicus had meegebracht vanuit zijn geboorteland Spanje, en dit zou de eerste boom van die soort in Italië zijn geweest. Deze boom is te zien door een opening de muur van de portiek, tegenover de gesculpteerde houten deur.
Na het overlijden van paus Honorius IV in april 1287 ging in deze basiliek het conclaaf door voor de verkiezing van de opvolger. In dat jaar echter woedde in Rome een pestepidemie, waaraan ook zes kardinalen het conclaaf overleden. Op één na verlieten de overige leden het conclaaf uit vrees voor besmetting; enkel kardinaal Gerolamo Masci bleef ter plaatse. Pas op 22 februari 1288 werd het conclaaf hervat, en op diezelfde dag werd kardinaal Masci verkozen tot paus waarna hij de naam Nicolaas IV aannam.
In de basiliek ligt links van de ingang een zwarte ronde steen op een zuil met spiraalvormigecanellures. Volgens de legende is dit de "pietra del diavolo", de steen die de duivel naar de heilige Dominicus zou hebben geslingerd wanneer die aan het bidden was op de steen boven de relieken van de heiligen.
Onder de basiliek zijn oudere gebouwen ontdekt: uit de periode van de republiek en uit de 3de eeuw n.C. Naar die opgravingen leidt een trap die vooraan in de rechterzijbeuk vertrekt, maar deze is niet toegankelijk voor het publiek.
Het plein aan de rechterzijde van de basiliek is genoemd naar Pietro d'Illiria, de stichter ervan.
In de omgeving
Naast de basiliek ligt een klein park. Officieel heet het Parco Savello naar de vroegere eigenaars van de terreinen, maar meestal wordt het Giardino degli Aranci genoemd ("sinaasappeltuin"), naar de sinaasappelbomen die er groeien. Vanaf het terras van dit parkje geniet men een weids uitzicht over Rome.
In de hoek van de Piazza Pietro d'Illiria tegen het Parco Savallo aan ligt een fontein die bestaat uit twee delen: een antieke granieten kuip en een groot marmeren masker. Dit laatste werd in 1593 door Giacomo della Porta gebeeldhouwd voor een fontein op de Campo Vaccino, zoals het Forum Romanum toen werd genoemd. Na enkele verplaatsingen kwam het masker hier op de Piazza Pietro d'Illiria terecht.
In de onmiddellijke omgeving van de basiliek zijn nog meer resten uit de Oudheid ontdekt, onder andere 2 fragmenten van de Serviaanse Muur, woningen uit de 1ste eeuw v.C. - 1ste eeuw n.C., en een heiligdom voor de godin Isis.
Afbeeldingen
Exterieur en klooster
Zijportiek aan de Piazza Pietro d'Illiria.
Voorgevel en klokkentoren, gezien vanuit het klooster.
Kapel van de heilige Pius V in het dominicaner klooster. Fresco: genezing van een bezetene.
↑De auteur van het wijdingsopschrift zou volgens sommigen Paulinus van Nola zijn, 355-431.
↑Letterlijke vertaling: Wanneer Celestinus de hoogste apostolische waardigheid bekleedde / en in de hele wereld schitterde als voornaamste bisschop, / heeft een priester van de stad Rome maar afkomstig uit een Illyrisch geslacht, / de kerk gesticht die je hier bewondert. Petrus was zijn naam en die was hij waardig, / want van zijn geboorte werd hij opgevoed in de gemeenschap van Christus. / Voor de armen was hij rijk, voor zichzelf was hij arm en ontvluchtte hij / de goederen van het huidige leven; daarmee mag hij terecht hopen op het toekomstige leven.
↑Ook het klooster bij de basiliek Santa Maria sopra Minerva is enige tijd de zetel van het generalaat van de dominicanen geweest.