Sōtō (Ch. Caodong) is een van de drie stromingen binnen het zen in het Japans boeddhisme. De andere twee zijn Rinzai en Obaku.
Geschiedenis
Sōtō ontstond als Caodong in het chan-boeddhisme in China, tijdens de Tang-dynastie. Dogen Zenji bracht de stroming in de 13e eeuw naar Japan. Hij staat vandaag de dag in Japan bekend als de co-patriarch van het Sōtō, samen met Keizan Jōkin.[1][2] Historisch kreeg Sōtō vaak de denigrerende naam "boeren-zen" mee vanwege de massale aanhang ervan. Dit in tegenstelling tot het Rinzai, wat vooral populair was onder samoerai en daarom bekendstond als "Samoerai-zen".[3][4]
Kenmerken
Sōtō legt de nadruk het beoefenen van shikantaza, een vorm van zazen waarbij de beoefenaar de aandacht losjes gericht houdt op de ademhaling, zonder zich te forceren.[5]
Tempels
De twee voornaamste tempels of honzan (本山) van Sōtō zijn Eiheiji en Soji-ji. Eiheiji dankt zijn bestaan aan Dogen, maar heeft minder subtempels tot zijn beschikking dan Sōji-ji. Tijdens de Edoperiode had Eihiji ongeveer 1300 subtempels onder zijn bevel, tegen 16.200 van Sōji-ji's. Van de 14.000 Sototempels die vandaag de dag nog bestaan, identificeren 13.850 zich met Sōji-ji.[1]
Verder lezen
- Dumoulin, Heinrich (2005), Zen Buddhism: A History. Volume 2: Japan. World Wisdom Books. ISBN 9780941532907
Externe link
Bronnen, noten en/of referenties