Als ‘vader’ van het Russisch realisme wordt de criticus Vissarion Belinski (1811-1847) beschouwd. In de ogen van Belinski heeft de literatuur een duidelijke taak. Die taak is niet het bieden van verstrooiing of het bevestigen van de lezer in alles wat hij toch al dacht, maar het beschrijven van het ‘echte’ leven, ‘in al zijn naakte, verschrikkelijke waarheid’. Dat echte leven zag Belinski vooral in het kommervolle bestaan van de laagste klassen. Hij geloofde sterk in de vooruitgang, maatschappelijk, maar ook in de literatuur. In die zin kan Belinski worden beschouwd als een van de Westersen, die in die tijd tegenover de slavofielen stonden. Literatuur moest een zekere sociale boodschap hebben, confronterend zijn. De lezer moet opschrikken uit zijn zelfgenoegzame dommel.
De invloed op de Russische literatuur tussen 1840 en 1890 is overweldigend te noemen, maar blijft ook in de twintigste eeuw voortdurend nog voelbaar, via het theater van Konstantin Stanislavski tot het Socialistisch realisme, tot op de dag van vandaag toe.
Literatuur en bronnen
A. Langeveld, W. Weststeijn: Moderne Russische literatuur, 2005, Amsterdam
E. Waegemans: Russische letterkunde Utrecht, 1986. (Opnieuw herziene en geactualiseerde editie: Amsterdam, Antwerpen, 2003.)