Hij was de zoon van Robrecht III van der Marck en Guillemette van Saarbrücken. Met Françoise de Brézé, gravin van Maulevrier had hij negen kinderen.
Op zeventienjarige leeftijd werd hij kapitein bij de garde van de Franse koning. Hendrik II gaf hem in 1547 de eretitel van maarschalk van Frankrijk, tezamen met de soevereiniteit van de heerlijkheid Sedan. Robrecht noemde zichzelf vanaf 1549 prins of vorst van Sédan. In 1552 nam hij deel aan de inname van Metz en met de Fransen heroverde hij ook Bouillon op de keizer. In 1556 werd hij gevangengenomen en (wellicht) op bevel van keizer Karel V vergiftigd.