In 1917 vond zijn eerste benoeming tot burgemeester plaats, van de buurgemeenten Abcoude-Baambrugge en Abcoude-Proostdij. Na van 1923 tot 1925 het burgervaderschap van Soest te hebben uitgeoefend (de gemeenteraad kon zijn snelle vertrek niet waarderen),[1] werd hij in 1925 burgemeester van de buurgemeenten Driebergen en Rijsenburg. Na beider samensmelting op 1 mei 1931 verkreeg hij het burgemeestersambt van Driebergen-Rijsenburg. Tot eind 1951 was hij als zodanig in functie, behalve van 7 juni 1943 tot 9 mei 1945 toen er een NSB'er op de post zat. Nauwelijks een jaar na zijn pensionering overleed hij op 66-jarige leeftijd.