Oorspronkelijk, bij basale vissen, was het quadratum deel van het verhemelte. Het is embryonaal nog steeds een van de endochondrale botten die ontspruiten aan de crista neuralis.
Varianten
Bij slangen en veel andere hagedissen is het os quadratum langwerpig en zeer beweegbaar ten opzichte van het schedeldak. Dit levert een zeer grote bijdrage aan hun vermogen om grote prooien geheel door te slikken.
Bij zoogdieren hebben het os articulare en het os quadratum zich verplaatst naar het middenoor en zijn daar de hamer en aambeeld van de gehoorbeentjes. Paleontologen zien deze aanpassing als het bepalende kenmerk van de gehoorstructuur bij zoogdieren.[4]
Deze verplaatsing werd voor het eerst beschreven door Karl Bogislaus Reichert in 1837. Bij de embryo's van varkens ontdekte hij dat de onderkaak zich vormt uit de zijkanten van kraakbeen van Meckel, terwijl het achterste gedeelte van datzelfde kraakbeen hard wordt en zich daarna losmaakt van de rest van het kraakbeen om vervolgens zich te verplaatsen naar het middenoor, waar het de rol van aambeeld aanneemt.[5]
(en) Gilbert, Scott F. (c2000). Developmental Biology. Sinauer Associates, Inc. (NCBI), Sunderland (MA), The anatomical tradition: Evolutionary Embryology: Embryonic homologies. Geraadpleegd op januari 2010.
↑ abKokke-Smits, M.E., & Osse, J.W.M. (1968). Van der Klaauw en Van Oordt's technische termen ten gebruike bij het zoölogisch en anatomisch onderwijs aan Nederlandsche universiteiten (8ste druk). Leiden: E.J. Brill.