Monika Maron is van Joodse komaf; haar grootvader werd in Polen door de nazi's vermoord. Karl Maron, minister van Binnenlandse Zaken in de DDR van 1955 tot 1963, was haar stiefvader. Na haar eindexamen werkte Maron eerst een jaar in een fabriek, waarna ze theaterwetenschap studeerde. Aanvankelijk werkte ze als regieassistente; twee jaar later werd ze journaliste voor het damesblad Für Dich en voor Die Wochenpost. Vanaf 1976 werkte Marion als zelfstandig schrijfster in Oost-Berlijn.
In 1976 en 1977 schreef Maron twee berichten voor de Staatssicherheitsdienst. Na een half jaar werd de samenwerking op haar verzoek beëindigd. Vanaf dat moment werd ze door de Stasi jarenlang geobserveerd.
Monika Maron debuteerde in 1981 met de roman Flugasche, waarin ze de milieuvervuiling in de DDR thematiseert. Vanwege de kritische inhoud verscheen het boek in West-Duitsland. Stille Zeile Sechs (1991) handelt over een oud-minister van de DDR, die door een heftige anticommuniste zijn biografie wil laten schrijven. Pawels Briefe (1999) is een zoektocht naar de voorgeschiedenis van haar vervolgde Poolse familie. In 2005 schreef ze Geburtsort Berlin, een reeks essays over haar geboortestad; haar zoon Jonas voegde hieraan foto's toe, gemaakt ten tijde van de omwenteling.
Marons houding ten opzichte van het DDR-regime werd steeds kritischer. In 1988 verliet ze de DDR en ging in Hamburg wonen. In 1992 keerde ze terug naar Berlijn.