Veel wiskundige afbeeldingen (herhaalde functies) met één lineaire parameter vertonen schijnbaar willekeurig gedrag, bekend als chaos, wanneer de parameter in een bepaald bereik ligt. Wanneer de parameter toeneemt, ondergaat de afbeelding bifurcaties (splitsingen) op bepaalde precieze parameterwaarden. Eerst is er één stabiel punt, na bifurcatie oscilleert de afbeelding tussen twee punten, na een verdere bifurcatie tussen vier punten, enzovoort. In 1975 ontdekte Feigenbaum, met behulp van een HP-65-handrekenmachine, dat de verhouding van het verschil tussen de parameterwaarden, waarbij opeenvolgende bifurcaties zich voordoen, naar een constante waarde van ongeveer 4,6692 gaat. Vervolgens slaagde hij erin hiervoor een wiskundig bewijs te geven, en hij toonde aan dat hetzelfde gedrag en dezelfde constante voorkwamen in een brede klasse van wiskundige functies vóór het begin van de chaos. Door dit universele resultaat kregen wiskundigen greep op het schijnbaar onhandelbare "willekeurig" gedrag van chaotische systemen. Deze verhouding bij de convergentie staat nu bekend als de eerste Feigenbaum-constante.
met parameter r in [0,4] en n een geheel getal groter dan 0,
is een bekend voorbeeld dat Feigenbaum bestudeert in zijn befaamde artikel uit 1978 Quantitative Universality for a Class of Nonlinear Transformations.[2]
Cartografie
Feigenbaums andere bijdragen zijn onder andere nieuwe fractale methodes in de cartografie, die hij ontwikkelde in dienst van Hammond om computers kaarten te laten tekenen. De inleiding van de Hammond Atlas (1992) meldt:
"Using fractal geometry to describe natural forms such as coastlines, mathematical physicist Mitchell Feigenbaum developed software capable reconfiguring coastlines, borders, and mountain ranges to fit a multitude of map scales and projections. Dr Feigenbaum also created a new computerised type placement program which places thousands of map labels in minutes, a task which previously required days of tedious labour."