Marius werd zelf eerst organist in Franeker en werd in 1864 benoemd tot organist en beiaardier te Zutphen, hij was daar tevens dirigent, alsmede in Deventer en componeerde daarnaast veel kleinere liederen, koorwerkjes, kinderliederen en werken voor orgel en klavier. In 1873 richtte hij het Toonkunstkoor in Zutphen op, waar zijn broer Ludwig Felix als eerste op zou treden als dirigent vanwege een ziekbed van Marius. Marius' huis aan de Zutphense Zaadmarkt stond open voor reizende kunstenaars die de stad bezochten. Zo kwamen Henryk Wieniawski, Edvard Grieg, Richard Hol en Johan Wagenaar weleens over de vloer.
Een lied van zijn hand werd opgenomen in de populaire liedbundel Kun je nog zingen, zing dan mee. De eerste regels luiden: "Hoû zee, hoû zee, hoû moedig zee!" Het lied werd in de uitgaven vanaf 1941 niet meer opgenomen omdat "Houzee!" de strijdkreet van de NSB was.
Op 20 november1867 trouwde hij in Zutphen met Susanna Catharina Quanjer. Ze kregen zeven kinderen, van wie de zonen Jan en Marius Adrianus jr. ook de familietraditie in muziek zouden voortzetten. Zijn vriendschap met Grieg bleek later erg bevorderlijk voor de carrière van zijn oudste zoon Jan, die de bekendste componist uit deze familie zou worden.