De première vond plaats in het Teatro San Bartolomeo te Napels in het jaar 1733. Het werd toen gespeeld als intermezzo voor Pergolesi's Il prigionier superbo, een opera seria. De rol van Uberto, een oude vrijgezel, werd gespeeld door Gioacchino Corrado. Serpina, Uberto's dienstmeid, werd gezongen door Laura Monti.
Toen het stuk in 1752 werd opgevoerd in Parijs, vormde het de aanleiding voor de zogenaamde Querelle des bouffons (ruzie van de komieken) tussen aanhangers van de serieuze Franse opera van componisten als Jean-Baptiste Lully en Jean-Philippe Rameau en aanhangers van nieuwe Italiaanse komische opera als Jean-Jacques Rousseau. Pergolesi diende als voorbeeld voor de laatste stijl tijdens deze ruzie die de muziekgemeenschap van Parijs twee jaar lang verdeeld hield.