De kerk van Sergius en Bacchus lag op de grens tussen de eerste en derde regio van de stad, in een onregelmatig gebied tussen het paleis van Hormisdas (residentie van Justinianus vóór zijn troonsbestijging) en de kerk van Petrus en Paulus, die al in 518 door Justianus was gebouwd, maar nu verwoest is. In die tijd deelden de twee kerken dezelfde narthex, atrium en propyleeën. De kerk van Sergius en Bacchus werd het centrum van het complex en een van de belangrijkste religieuze bouwwerken in Constantinopel.
Sommige wetenschappers vermoeden dat de kerk bedoeld was voor monofysitische monniken die in het paleis van Hormisdas onderdak vonden nadat Justinianus met zijn echtgenote Theodora naar het keizerlijk paleis verhuisd was. Aangezien de monofysieten Sergius en Bacchus vereerden, kan de kerk als een verzoenend gebaar van de keizer naar deze stroming gezien worden. De stelling dat de kerk een kleine versie is van de Hagia Sophia, gebouwd door dezelfde architecten, Isidorus van Milete en Anthemius van Tralles, is tegenwoordig omstreden, omdat er duidelijke architectonische verschillen tussen beide gebouwen bestaan.
In het jaar 551 vond paus Vigilius, die enkele jaren daarvoor door Justinianus naar Constantinopel was geroepen, een schuilplaats in de kerk toen de soldaten van de keizer hem wilden oppakken. Tijdens de iconoclastische periode werd het klooster een van de centra van deze beweging in de stad.
In 1740 restaureerde de grootvizier Hacı Ahmet Paşa de moskee en bouwde een şadirvan (fontein)[2]. De aardbevingen van 1648 en 1763 veroorzaakten schade die pas in 1831 werd gerepareerd onder het bewind van sultan Mahmut II. In 1762 werd de minaret voor het eerst gebouwd. Deze werd gesloopt in 1940 en opnieuw gebouwd in 1956.
Het tempo van het verval van het gebouw, dat door de eeuwen heen al te lijden had van vocht en aardbevingen, versnelde na de aanleg van de spoorweg waarvoor delen van de kerk van Petrus en Paulus ten zuiden van het gebouw werden afgebroken. Ook de huisvesting van vluchtelingen tijdens de Balkanoorlogen deed het gebouw geen goed.
De bouwkundige staat van de moskee verslechterde zozeer dat het gebouw werd toegevoegd aan de UNESCO-lijst van bedreigde monumenten. Na een uitgebreide restauratie die enkele jaren duurde, opende de moskee in september 2006 haar deuren opnieuw voor het publiek.
Beschrijving
De Kleine Hagia Sophia heeft de vorm van een achthoek die in een rechthoek geplaatst is. Het gebouw wordt bekroond door een koepel die door ribben in zestien vlakken gedeeld wordt die afwisselend vlak en gebogen zijn. De koepel rust op acht veelhoekige zuilen. Aan de westkant ligt een narthex.
In het interieur valt vooral de colonnade op die op twee verdiepingen vrijwel geheel rondloopt, alleen onderbroken in de oostelijk absis. Op de architraaf is een Griekse inscriptie in twaalf hexameters aangebracht gewijd aan Justinianus, Theodora en Sergius, de beschermheilige van de soldaten.[3] Waarom Bacchus in de tekst niet genoemd wordt, is niet bekend. De zuilen zijn afwisselend van verd antique en rood marmer uit Synada gemaakt. Op de benedenverdieping zijn er zestien, achttien op de bovenste verdieping. Op veel kapitelen zijn de monogrammen van Justinianus en Theodora nog te zien.
Afbeeldingen
plattegrond van de moskee
Zicht vanuit het noordoosten
Interieur
Binnenkant van de koepel
Deel van de inscriptie op de colonnade
kapiteel
kapiteel met monogram van Justinianus
Literatuur
Jonathan Bardill, The Church of Sts. Sergius and Bacchus in Constantinople and the Monophysite Refugee in: Dumbarton Oaks Papers No. 54. Dumbarton Oaks Research Library and Collection, Washington 2000
John Freely, Blue Guide Istanbul, W. W. Norton & Company 2000 p. 137
Richard Krautheimer, Architettura paleocristiana e bizantina, Einaudi, Turijn 1986
Cyril Mango, Byzantine Architecture, Harry N. Abrams, New York 1975
Cyril Mango, The church of Saints Sergius and Bacchus at Constantinople and the alleged tradition of octagonal palatine churches in: Jahrbuch der österreichischen Byzantinistik, Wenen 1972 pp. 189–93
Thomas F. Mathews, The Byzantine Churches of Istanbul: A Photographic Survey, Pennsylvania State University Press, University Park 1976
Wolfgang Müller-Wiener, Bildlexikon Zur Topographie Istanbuls: Byzantion, Konstantinupolis, Istanbul bis zum Beginn d. 17 Jh, Wasmuth, Tübingen 1977 p. 177
John Julius Norwich, Byzantium: the early centuries, Alfred A. Knopf, New York 1988
Alexander Van Millingen, Byzantine Churches of Constantinople, MacMillan & Co., Londen 1912
↑Ἄλλοι μὲν βα]σιλῆες ἐτιμήσαντο θανόντας // ἀνέρας, ὧν ἀνόνητος ἔην πόνος· ἡμέτερος δὲ // εὐσεβίην σκηπτοῦχος Ἰουστινιανὸς ἀέξων // Σέργιον αἰγλήεντι δόμῳ θεράποντα γεραίρει // Χριστοῦ παγγενέταο· τὸν οὐ πυρὸς ἀτμὸς ἀνάπτων, // οὐ ξίφος, οὐχ ἑτέρη βασάνων ἐτάραξεν ἀνάγκη, // ἀλλὰ θεοῦ τέτληκεν ὑπὲρ Χριστοῖο δαμῆναι // αἵματι κερδαίνων δόμον οὐρανόν. ἀλλ᾽ ἐνὶ πᾶσιν // κοιρανίην βασιλῆος ἀκοιμήτοιο φυλάξοι // καὶ κράτος αὐξήσειε θεοστεφέος Θεοδώρης, // ἧς νόος εὐσεβίῃ φαιδρύνεται, ἧς πόνος ἀεὶ // ἀκτεάνων θρεπτῆρες ἀφειδέες εἰσὶν ἀγῶνες. Engelse vertaling van Cyril Mango: Other sovereigns have honored dead men whose labor was unprofitable, but our sceptered Justinian, fostering piety, honors with a splendid abode the Servant of Christ, Begetter of all things, Sergius; whom not the burning breath of fire, nor the sword, nor any other constraint of torments disturbed; but who endured to be slain for the sake of Christ, the God, gaining by his blood heaven as his home. May he in all things guard the rule of the sleepless sovereign and increase the power of the God-crowned Theodora whose mind is adorned with piety, whose constant toil lies in unsparing efforts to nourish the destitute. Overgenomen van The Byzantine Legacy.