James, telg uit het geslacht James, werd geboren als zoon van een artillerieofficier. Vanwege het beroep van zijn vader heeft de jonge James in diverse garnizoensplaatsen gewoond, onder andere Schoonhoven, Utrecht, Den Helder en Den Haag. Na zijn HBS-opleiding en een voorbereidend staatsexamen ging hij studeren aan de rijksuniversiteit van Leiden. Daar promoveerde James in 1925 op een proefschrift over de juridische status van de bewoners van Saarland, dat destijds werd bestuurd door de Volkenbond.[1] Na diverse functies vervuld te hebben in het openbaar bestuur bij de gemeente Rotterdam (kabinetschef en chef afdeling havenbeheer) werd hij in 1938 benoemd tot burgemeester van Gouda als opvolger van Egbertus Gerrit Gaarlandt (1880-1938).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was James niet in functie. Al op 7 juni 1940 werd hij gearresteerd en vastgezet in de gevangenis van Scheveningen (Oranjehotel) vanwege de vermeende belediging van een Duitse officier die krijgsgevangen was gemaakt.[2] Voor dit 'vergrijp' werd hij veroordeeld tot 1 jaar gevangenisstraf en daarna verbannen uit Gouda. Hij vestigde zich vervolgens als advocaat in Rotterdam, maar dook onder omdat het gevaar niet denkbeeldig was, dat hij zou worden gegijzeld. Op de dag van de bevrijding (5 mei 1945) meldde James zich op het stadhuis van Gouda om zijn ambt als burgemeester weer onmiddellijk te gaan vervullen. Na toestemming van de Binnenlandse Strijdkrachten beklom hij de trappen van het stadhuis en sprak de verzamelde menigte toe.[3]
James heeft zich tijdens zijn burgemeestersperiode in Gouda met name ingespannen voor het realiseren van een aantal restauratieplannen van − voor de stad Gouda − belangrijke gebouwen, zoals het stadhuis, het Catharina Gasthuis, de Moriaan, het Lazaruspoortje en de Waag.
Tevens heeft hij zich ingezet voor de uitbreiding van het grensgebied van Gouda, hetgeen hem bij de buurgemeentes niet altijd in dank werd afgenomen.
James was in zijn vrije tijd een − volgens sommige kenners − niet onverdienstelijk tekenaar. De door hem getekende portretten van burgemeesters van Gouda kregen een plek in het Goudse stadhuis. Daarnaast vervaardigde hij − in kleur − afbeeldingen van de familiewapens van 379 graven, heren en burgemeesters van Gouda, die − op twee tableaus − eveneens een plek kregen in het stadhuis.
In Gouda zijn (in 1977) de Burgemeester Jamessingel en het Burgemeester Jamesplein naar hem genoemd.
Dam, M.J. van [et al.], Gouda in de Tweede Wereldoorlog, Delft, 1995
Schouten, J., "Wie waren zij? Een reeks van Goudse mannen en vrouwen die men niet mag vergeten", Alphen aan den Rijn, 1980
James, K.F.J. en Geselschap, J.E.J. (1963) "Burgemeesters van Gouda, getekend door K.F.J. James en van biografische notities voorzien door J.E.J.Geselschap", in Twaalfde Verzameling Bijdragen van de Oudheidkundige kring "Die Goude", Gouda, 1963.
Scheygrond Dr.A. "Goudsche Straatnamen" en "De namen der Goudse straten", Alphen aan den Rijn, 1979 en 1981
Noten
↑James, Karel Frederik Otto (1925) Het Saarbewonerschap uitg. Van Langenhuysen, Den Haag
↑Van Dam spreekt op p.41 over een lichtgewonde "Duitse piloot" tien pagina's verder op p.51 gebruikt hij de term "Duitse parachutist