Na de val van het kabinet-Natsir op 21 maart 1951 wees president Soekarno de voorzitter van de Volksvertegenwoordigingsraad, Sartono van de partij PNI, aan als formateur. Zijn pogingen om een kabinet te vormen van PNI en Masjoemi mislukten echter, en op 18 april gaf hij zijn opdracht terug aan de president.
Net als het voorgaande kabinet-Natsir richtte het kabinet-Soekiman zich op vrede en veiligheid in de archipel, het verbeteren van de overheidsorganisatie en oplossing van de kwestie van West-Irian. Het was vrij onsuccesvol, onder andere door de opkomst van grootschalige corruptie in alle overheidslagen.[1]
Binnen het kabinet en het parlement ontstond onenigheid over een overeenkomst die minister van Buitenlandse Zaken Achmad Soebardjo sloot met de Amerikaanse ambassadeur Horace Merle Cochran in het kader van de Amerikaanse Mutual Security Act (een opvolger van het Marshallplan). Deze samenwerking met de Verenigde Staten ging in tegen het onafhankelijke buitenlandse beleid, los van de twee machtsblokken van de Koude Oorlog, dat men voorstond. Op 21 februari 1952 stemde de Volksvertegenwoordigingsraad met een motie minister Soebardjo weg.[4] Twee dagen later besloot het kabinet-Soekiman unaniem om in zijn geheel op te stappen.[1][3][5]
↑Oorspronkelijk was Sumitro Kolopaking aangewezen als minister van defensie, maar die weigerde. Sewaka werd minister van defensie op 9 mei 1951.
↑Mohammad Yamin nam ontslag op 14 juni 1951. De taak van minister van justitie werd daarop tijdelijk overgenomen door minister van staat Melkias Agustinus Pellaupessy. Op 20 november 1951 werd Mohammad Nasrun aangesteld als nieuwe minister van justitie.
↑Gondokusomo werd aangesteld als minister van staat voor landzaken (agraria) op 20 november 1951. Gondokusomo overleed op 6 maart 1952, in de periode dat het kabinet-Soekiman demissionair was.