Johan van Veen werd geboren als vijfde in een boerengezin van zeven kinderen. Van Veen was de broer van Marie van Veen, getrouwd met kunstenaar Johan Dijkstra. Na de HBS ging hij in 1913 in Delft aan de Technische Hoogeschool van Delftciviele techniek studeren, waar hij in 1919 afstudeerde. Dit was één jaar nadat Jo Thijsse afstudeerde, de latere hoogleraar vloeistofmechanica, met wie hij in de loop der jaren nogal wat conflicten had.
Provinciale Waterstaat
Na zijn afstuderen ging hij aan het werk bij het Ontwateringsbureau van de Provinciale Waterstaat van Drenthe. De taak van dat bureau was het ontwikkelen van plannen ter verbetering van de afwatering en de wegenstructuur in de provincie, teneinde de opbrengst van de landbouw te vergroten en de producten gemakkelijker te vervoeren. Omdat in de Eerste Wereldoorlog pijnlijk duidelijk was geworden hoe sterk Nederland voor zijn voedselvoorziening van het buitenland afhankelijk was, werd in het interbellum veel nadruk op landbouwproductie gelegd. Om plannen daartoe te kunnen maken bracht Van Veen samen met de in Wageningen afgestudeerde F.P. Mesu de begrenzing van stroomgebieden in kaart, verrichtte stroommetingen en voerde waterpassingen uit in de beekdalen en op de aangrenzende hogere gronden. Op basis daarvan werden aan de provincie voorstellen gedaan. De uitvoering werd in het kader van de werkverschaffing in handen gelegd van de Nederlandse Heide Maatschappij en de Grontmij.
Eind 1928 kwam Van Veen terug naar Nederland, waarna hij eerst korte tijd bij de brandweer Amsterdam werkte (toen het Paleis voor Volksvlijt afbrandde hielp hij mee blussen).
Op 1 juli 1929 begon hij aan een bijna dertig jaar durend dienstverband bij Rijkswaterstaat. Zijn eerste opdracht was het veiliger maken van het Hellegat, waarvoor hij een stroomgeleidingsdam ontwierp. Vanaf 1933 werkte hij bij de in 1929 opgerichte Studiedienst van de Zeearmen, Benedenrivieren en Kusten, vanaf 1933 was dit een onderdeel van de directie benedenrivieren. Hij bedacht een nieuwe methode om de getijden te berekenen, een verbetering van de formules van Hendrik Lorentz. Behalve een proefschrift en artikelen in De Ingenieur schreef Van Veen 90 van de in totaal circa 160 rapporten die de Studiedienst in de periode 1933-1945 uitbracht. Deze handelden over stromingen, zandtransport, kustverdediging, rivierverbetering, verzilting en stormvloedverschijnselen.
Vanaf 1937 waarschuwde Van Veen in diverse publicaties, onder het pseudoniem ‘'dr. Cassandra'’, voor de te lage dijken in Zuidwest-Nederland. Vooral onder dit pseudoniem kon hij allerlei gedachten lanceren die politiek gezien nogal gevoelig lagen, zonder zelf in de problemen te komen.
Talloze studies in de jaren dertig toonden aan dat de dijken inderdaad veel te laag waren. In 1939 werd door Johan Ringers de Stormvloedcommissie ingesteld. In een voorlopig rapport uit 1940 rapporteerde deze commissie dat de dijken inderdaad onvoldoende hoog waren. Maar omdat dijkverhoging op veel plaatsen niet mogelijk was, werd door Van Veen en de Studiedienst gewerkt aan plannen om enkele Zuid-Hollandse eilanden door dammen met elkaar te verbinden.
In 1946 concludeerde de Stormvloedcommissie – waarvan Van Veen inmiddels secretaris was[1] – dat alle dijken in Zuidwest-Nederland te laag waren. In 1950 werd daarom eindelijk begonnen met de afdichting van de Brielse Maas. Begin december 1952 vroeg Jacob Algera, minister van Waterstaat (1952-1958), de Studiedienst onderzoek te doen naar de afsluiting van de zeearmen tussen Walcheren en Voorne. Het rapport De afsluitingsplannen der Tussenwateren verscheen 29 januari 1953. Drie dagen later, op 1 februari 1953, kwam de watersnood, die gedeelten van Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant onder water zette en elders voor uiterst kritieke situaties zorgde.
Na de watersnood werd uiteindelijk Van Veens plan uitgevoerd. Alle eilanden werden met elkaar verbonden (de Deltawerken), alleen de Nieuwe Waterweg en de Westerschelde bleven open.
Verlandingsplan
In 1942 maakte Van Veen een ambitieus plan bekend, bekend als het "Verlandingsplan", om de gehele kustlijn van Zeeuws-Vlaanderen tot Vlieland weer gesloten te maken, zoals tot het jaar 800 de feitelijke situatie was geweest. Dit proces moest op geheel natuurlijke wijze plaatsvinden, door verzanding. Van Veen verwachtte dat dit alles bij elkaar circa twee eeuwen zou duren. Hij kreeg hiervoor weinig voet aan de grond. In december 1946 presenteerde hij zijn plan opnieuw, op de dag dat de Nederlandse Vereniging voor Landaanwinning werd opgericht. Uiteindelijk zijn bepaalde elementen hiervan gerealiseerd in de vorm van het Deltaplan.
Uitvindingen
Door Johan van Veen is onder andere de Van Veengrijper (Van Veen grab sampler) uitgevonden, een apparaat om bodemmonsters te nemen (rond 1930). Ook is hij de uitvinder van het bellenscherm. In 1930 bewees hij de hydraulische analogie, de analogie tussen elektriciteit en water en ontwikkelde vanuit dit principe het Analogon, Electrisch model van waterlopen. Van 1944-1946 ontwikkelde hij die verder als eerste analoge computer voor getijstroommetingen, de Deltar. Zonder deze snelle getijberekeningen hadden de Deltawerken niet zo snel kunnen worden uitgevoerd na de februariramp van 1953.
Privé
Van Veen trouwde op 5 mei 1927 tijdens zijn verblijf in Suriname, het gezin kreeg drie kinderen. Echter, het zou een ongelukkig huwelijk zijn geweest.
Hoewel Johan van Veen uit een hervormde familie kwam (waarvan de familiebank nog steeds in de kerk van Uithuizermeeden staat), bekeerde hij zich later tot de Christian Science-kerk. Dit in navolging van zijn zus Anna, die in de VS in contact was gekomen met dit kerkgenootschap. Van Veen geloofde dat de mens het land weer moest vormgeven, zoals God het ooit bedoeld had.
Van Veen kreeg tijdens zijn leven vier hartaanvallen. De eerste was in 1937 en later een zwaar infarct in 1948. Nadat zijn Viereilandenplan van 1947 was afgewezen en na zijn echtscheiding in 1957, werd de vierde hartaanval hem fataal.
Varia
Johan van Veen kan worden gezien als de grondlegger van de Eemshaven en van de Maasvlakte. Het dagblad De Telegraaf noemde hem na zijn overlijden "de vader van het Deltaplan en de Europoort."
Het centrale plein in zijn geboortedorp Uithuizermeeden is naar hem genoemd, hier staat sinds 1979 een borstbeeld van hem.
Het personage Joost van Ven in de debuutroman 1953 van Rik Launspach, verschenen in 2009 en datzelfde jaar verfilmd als De Storm, is geïnspireerd op Johan van Veen.
In 2020 is op 28 september een stenen kopie van een bronzen borstbeeld van hem geplaatst op de in 2016 versterkte dijk - deel van Schielands Hoge Zeedijk - in Capelle aan den IJssel. “Mijn vader heeft eindelijk een plek gekregen op een hele belangrijke dijk in de provincie Zuid-Holland, dicht bij de Hollandsche IJsselkering en bij het eerste Deltawerk van Nederland”, aldus Van Veens dochter.[2][3]
Johan van Veen staat in 2021 centraal in de muziektheaterproductie HAIM in en over de Eemshaven.[4]
Onderscheidingen
1936: Gouden erepenning Bataafs Genootschap voor proefschrift "Onderzoekingen in de Hoofden";
2017: Naar aanleiding van het 175-jarig bestaan van de TU Delft werd Van Veen opgenomen in de Alumni Walk of Fame, omdat hij de grondlegger is van de Deltawerken.[5]
↑Johan van Veen. Historische Alumni Lustrumuitgave 2017. TU Delft, Alumni Walk of Fame. Gearchiveerd op 28 januari 2020. Geraadpleegd op 28 januari 2020.