Na het gymnasium in Nijmegen studeerde ze landbouwkunde aan de Landbouwhogeschool waar ze in 1972 haar ingenieursbul behaalde. Hierna werkte ze twaalf jaar als ambtenaar bij het ministerie van Landbouw en Visserij. Daarna werkte ze als hoofd algemene zaken van de Centrale Landinrichtingsdienst in Utrecht en als medewerker van het Bureau Unie van Waterschappen.
In juni 1984 werd ze dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van Schieland als opvolgster van Leo van Heugten die burgemeester van Nieuwerkerk aan den IJssel was geworden. Daarmee werd ze de eerste vrouwelijke dijkgraaf van Nederland. Deze functie vervulde ze ruim tien jaar. Op 1 september 1994 werd ze, voor velen vrij onverwacht, commissaris van de Koningin in Zuid-Holland. Dit bleef ze tot ze op 16 oktober 1999 aftrad na de Ceteco-affaire, waarmee ze de politieke verantwoordelijkheid voor de onzorgvuldigheid waarmee was omgegaan met de provinciale financiën op zich nam.
Na haar aftreden als commissaris van de Koningin nam Leemhuis-Stout vele bestuurlijke functies aan, waaronder die van lid van de Raad voor Verkeer en Waterstaat, sinds 2001 voorzitter van de raad van toezicht van TNO en sinds 2008 voorzitter van Cedris, brancheorganisatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie. Op 29 april 2003 werd Leemhuis-Stout geridderd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Leemhuis-Stout was van 2009 tot 1 juni 2015 voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
De informatie op deze pagina, of een eerdere versie daarvan, is geheel of gedeeltelijk afkomstig van www.parlement.com. Overname was tot 1 februari 2016 toegestaan met bronvermelding.