Inzaai in siertuinen, gemeenteplantsoenen en bermen levert slechts zelden duurzame begroeiingen op. Dat komt meestal doordat de soorten die worden gezaaid alleen standhouden als het milieu aan hun standplaatseisen voldoen en die standplaatseisen ook behoud.
Verschil met vegetatie en aanplant
Soms wordt inzaai verward met vegetatie en/of aanplant. Bovendien kunnen deze begroeiingen ook door elkaar heen groeien. Bij aanplant is gekiemd plantmateriaal opzettelijk door de mens op een bepaalde plek aangebracht; bij inzaai is het als zaad opzettelijk door de mens gezaaid en dus niet verplaatst. Van vegetatie verschilt inzaai (alsmede aanplant) doordat de begroeiing zich spontaan heeft gevestigd (en dus niet is aangebracht door de mens). In een graanakker bijvoorbeeld, behoort het graan tot de inzaai, en de daarbij spontaan opkomende planten – de (akker)onkruiden – behoren tot de vegetatie.
Inzaai als bedreiging voor de biodiversiteit
In de meeste gevallen gaat het bij inzaai om gecultiveerd, uitheems en/of gebiedsvreemd zaad (in plaats van natuurlijk, inheems en autochtoon zaad). Dit gebeurt op zowel de grotere als de kleinere schaal. De ecologische waarde van gecultiveerd, uitheems en/of gebiedsvreemd zaad is zeer laag en veelal zelfs schadelijk voor de plaatselijke ecologie, in het bijzonder voor insecten.[1] In alle opzichten zijn wilde planten (die vaak 'onkruid' worden genoemd) beter voor het insectenleven dan de sierplanten die men inzaait.[2]
Een ander negatief aspect is dat wanneer gecultiveerde, uitheemse of gebiedsvreemde inzaai gaat verwilderen of gaat hybridiseren met de plaatselijke inheemse vegetatie, het plaatselijke ecosysteem hier last van ondervindt.