Ook in de architectuur was in de 19e eeuw sprake van historiserende vormgeving. De techniek had een enorme ontwikkeling doorgemaakt maar dat vertaalde zich desondanks niet naar een nieuwe vormgeving. Men kon immers kiezen uit de complete architectonische erfenis.
Waar men daar echter nog probeerde zo veel mogelijk historisch stijlgetrouw te werken, werd dit in de latere 19e eeuw losgelaten. Dit resulteerde in de
In de steden ontstond door deze lukrake stukjes geschiedenis een stijlpluralisme, er waren allerlei gebouwen in verschillende stijlen die door elkaar stonden. Men probeerde echter binnen een gebouw niet af te wijken van een bepaalde stijl. Een voorbeeld is architect Pierre Cuypers die gebouwen als het Centraal Station en Rijksmuseumgebouw in Amsterdam ontwierp.
Begin 20e eeuw werd het historisme doorbroken door de jugendstil (die soms ook gemengd werd met historiserende elementen) en, in Nederland, het rationalisme van H.P. Berlage en het traditionalisme. Wel kwam voor commerciële gebouwen zoals winkels en hotels de Um 1800-stijl in zwang. Ook bleef de 'Oud-Hollandse stijl', met veel renaissance kenmerken, gebruikt worden. Dit vooral door de zonen van J. van Nieukerken met het hoofdkantoor van de BPM als duidelijk voorbeeld.
Kritiek
Aanvankelijk werd er door architectuurhistorici veel kritiek geleverd op met name de architectuur uit de tweede helft van de 19e eeuw (de 'lelijke tijd'). Het was onoorspronkelijk en er bestond geen scheppend vermogen. Inmiddels (begin 21e eeuw) wordt het gezien als een reactie op de ingrijpende veranderingen en ontwikkelingen van de 19e eeuw.
Motieven om oude bouwstijlen toe te passen
Uiting van nationale en religieuze gevoelens
Uitdragen van politieke ideeën en politiek programma
Weerspiegeling van de wens om utopieën te verwezenlijken