Honda liet haar fabrieksteam thuis omdat het vond dat de Amerikaanse Grand Prix te vroeg in het jaar viel. Ook de meeste privérijders bleven thuis vanwege de hoge reiskosten. Voor aanvang van de race reed Mike Hailwood met zijn MV Agusta 500 4C een nieuw snelheidsrecord van 239,1 km/h op de oval van Daytona. Hij verbeterde daarmee het record dat Bob McIntyre in 1957 met de Gilera 500 4C op de kombaan van Monza gereden had. De tribunes bleven overigens leeg. Het Amerikaanse publiek, gewend aan het AMA-kampioenschap, was niet geïnteresseerd in de "Europese" manier van racen.
Luigi & Gianna Rivola: De geschiedenis van de motorsport, oorsprong en ontwikkeling, 1993 Uitgeverij Uniepers b.v., Abcoude ISBN 90 6825 131 7
Archief Peter Sterken
Voetnoten
↑ abcdefghMerken uit het Oostblok stuurden hun rijders in Europa al niet graag naar het Westen, en zeker niet naar de Verenigde Staten.
↑ abcdefgNa enkele ongevallen in de trainingen trokken de teams van Yamaha, Benelli en Suzuki hun coureurs voor de 125cc-race en de 250cc-race terug.
↑ abcdefghijkHonda hield haar fabrieksteam thuis uit protest omdat men vond dat de Amerikaanse GP te vroeg in het seizoen viel.
↑ abcNiet gefinisht, niet deelgenomen of niet geregistreerd.
↑Ernst Degner herstelde nog van de brandwonden die hij had opgelopen door een val in de GP van Japan, waarbij zijn tank was gescheurd en zijn machine in brand was gevlogen.
↑Luigi Taveri reed voor Honda, maar in de 50cc-klasse op privébasis met een Kreidler-productieracer. Nu Honda niet naar de VS kwam had hij de reis voor een enkele race zelf moeten betalen.