Gedurende de Bosnische Oorlog was Goražde (naast Žepa en Srebrenica) een van de drie enclaves die Bosniakken in het oosten van het land hadden, omringd door Serviërs. In april 1993 werd het gebied een Safe Area, waarbij de Verenigde Naties de burgerbevolking moest beschermen. Tussen 30 maart en 23 april1994 voerden de Serviërs een groot offensief tegen de enclave, waardoor de VN-troepen vluchtten en 694 mensen stierven; 1917 mensen raakten gewond voordat het offensief eindigde. Het merendeel van de slachtoffers waren burgers. De Bosniakken bleven de enclave de gehele oorlog in handen houden, waardoor het de enige plaats in het oosten van Bosnië was die niet etnisch gezuiverd werd. In het Verdrag van Dayton werd vastgelegd dat de stad via een corridor verbonden zou worden met de rest van de Federatie van Bosnië en Herzegovina.