Germantown werd in 1683 gesticht door de Duitse predikant Franz Pastorius. De meerderheid van de eerste bewoners van Germantown, dertien Quaker- en Mennonietenfamilies afkomstig uit Krefeld en Kriegsheim, bestond aanvankelijk echter niet uit Duitsers, maar uit Nederlanders. Het betrof vluchtelingen die in de decennia voorafgaand aan hun emigratie naar Amerika, de Republiek der Verenigde Nederlanden en het Zwitsers Eedgenootschap omwille van hun afwijkende (radicaal reformatorische, doopsgezinde) geloof waren ontvlucht. 6 oktober, de dag dat het schip van de emigranten in 1683 in Philadelphia aankwam zou later, in 1983, door President Ronald Reagan uitgeroepen worden tot German-American-Day. Germantown zelf bleef tussen de stichting en het jaar 1709 overwegend Nederlandstalig, hetgeen onder andere terug valt te zien in de namen van de eerste kolonisten. Na 1707 hierna bereikten diverse grote Duitse emigratiegolven Pennsylvania, waarna het Nederlandse karakter van de nederzetting vrij snel verdween.[1]
In 1688 vond in de plaats een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van de anti-slavernij beweging, toen Franz Pastorius en Abraham op den Graeff de vroegst overgeleverde anti-slavernij-petitie optekenden.