Hij was een zoon van de spoorweg-ondernemer Matthias Schönerer (1807-1881). Hij studeerde landbouw in Tübingen, Hohenheim en later in Ungarisch-Altenburg. Na zijn studies (1869) beheerde hij het landgoed van zijn vader te Rosenau bij Zwettl.
In 1888 overviel hij, in beschonken toestand, de redactie van het Neues Wiener Tageblatt en richtte vernielingen aan, omdat de krant (voortijdig) de dood van keizer Wilhelm I gemeld had. Schönerer werd tot vier maanden veroordeeld. Hij moest zijn mandaat als afgevaardigde vijf jaar neerleggen en zijn adellijke titel werd hem ontnomen. Hierdoor moest hij de leiding van de Duits-Nationale Beweging aan anderen overlaten. Toch was hij van 1897 tot 1907 weer lid van de Reichsrat, een belangrijk regeringsorgaan.
Zijn spreekbuis werd gevormd door het in 1881 opgerichte tijdschrift Deutsche Worte. Later, in 1883, de Unverfälschte Deutsche Worte en de kranten Alldeutsches Tagblatt, opgericht in 1903 en Grazer Wochenblatt. Zijn Alldeutsche Bewegung eiste in 1900 dat het Weense Parlement een premie zou uitloven voor iedere niedergemachten (dat wil zeggen "vermoorde") Jood. Hij verkondigde luidkeels het antisemitisme met leuzen als "Door reinheid tot eenheid - Zonder Juda, zonder Rome".
In 1917 kreeg Schönerer, door amnestie van keizer Karel I van Oostenrijk, zijn adellijke titel weer terug. Hij overleed in 1921 en werd, op zijn verzoek, in 1922 vlak bij de door hem bewonderde Otto von Bismarck in Friedrichsruh herbegraven.
Lees ook
Whiteside, Andrew G. (1975). The Socialism of Fools: Georg Ritter von Schönerer and Austrian Pan-Germanism. University of California Press.
The Coming of the Third Reich/ Richard J. Evans (Pages 42–45) Publisher=Penguin Group, ISBN 1-59420-004-1 (hc.), ISBN 0143034693 (pmk.)